Hurley beschrijft het starre katholieke milieu prachtig. De omgeving waar de pelgrimstocht naartoe leidt, draagt daar in hoge mate aan bij: somber, dreigend, onheilspellend. Ook de onderlinge relaties geeft Hurley goed weer: de mate waarin de vrome dames elkaar de loef af proberen te steken in vroomheid is meer dan treffend beschreven. De arme nieuwe pastoor maakt geen schijn van kans met zijn vernieuwingen, die dienen nergens toe. Een ander element dat Hurley zonder het nader te benoemen prachtig verwerkt, is de invloed van Tonto’s moeder op het gezin. Haar starheid grenst in meer of mindere mate aan autisme, het verlamt het hele gezin. Aan het einde van de roman blijkt ook Tonto ermee behept: de zorg voor zijn broer heeft hij op krampachtige wijze in hun latere leven voortgezet.
Wat ik minder vond aan de roman was ‘het wonder’: Hanny geneest. Ik vond dit wonder te ver gezocht. De wantrouwige manier waarop katholieken en buurtbewoners met elkaar omgaan, omschrijft Hurley mooi. Datzelfde geldt voor de verstikkende sfeer in de groep starre katholieken die elkaar niets gunt, elkaar de loef probeert af te steken en elke verandering resoluut afwijst. De wonderbaarlijke genezing van Hanny voegt daar niets aan toe, sterker nog, het wonder haalt de kracht van de roman onderuit. De wijze waarop Hurley de sfeer heeft gezet en met enkele bewoordingen de personages sterk neerzet, overtuigt. Door het wonder wordt plotsklaps een overbodige laag aan de roman toegevoegd waar ik persoonlijk niets mee kan en waardoor ik me opeens afvraag ‘waar ging de roman nu over?’: de beklemmende sfeer van katholiek Engeland of de waarheid achter een wonder? Wat mij betreft had The Loney zich tot het eerste mogen beperken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten