zondag 26 januari 2020

Olga Tokarczuk || De Rustelozen

Tokarczuk won met deze roman die eigenlijk geen roman is maar een stroom van verhalen in 2018 de Man Booker International Prize; voor haar hele oeuvre volgde wat later de Nobelprijs. Ik mocht De Rustelozen lezen voor mijn boekenclub; stof tot overpeinzing genoeg.

De Rustelozen is geen roman. Zo’n 200 verhalen, blijkbaar nauwkeurig in de juiste volgorde gezet, volgen elkaar op. Kort, lang, ultrakort, langer. Een enkele keer keert een hoofdpersoon terug, vaker gaan de verhalen steeds over nieuwe mensen of beperken zich tot overpeinzingen. Twee rode draden zijn te onderscheiden: mensen onderweg en de blootlegging van het menselijk lichaam. Ik realiseerde me pas later dat in de twee rode draden één gemeenschappelijk thema zit: het vastleggen. In het ene geval van de anatomische details van een lichaam (of het daadwerkelijk op sterk water bewaren), in het andere geval het op schrift stellen van de ervaringen van het onderweg zijn in dagboeken.

In veel van de verhalen zijn mensen onderweg. Vliegvelden zijn in De Rustelozen verworden tot een herkenbaar oriëntatiepunt tijdens een reis van en naar een plek. Waar de reis naartoe gaat, is vaak van minder belang. Er is een soortement ik-figuur. Zij weet al van jong af aan dat ze niet gemaakt is voor een stationair leven: zij wil onderweg zijn. Tijdens onze leesclub ontstond ook de geijkte discussie over op vakantie gaan of reizen. Ik schat in dat de hoofdpersoon een nog andere categorie is: de mensen die gewoon niet lang op één plek willen zijn, die voortdurend in beweging willen zijn, de overal en nergens kortstondige vriendschappen opdoen (en die net als reizigers een beetje neer kijken op zij die deze behoefte niet hebben). Rusteloos zullen we maar zeggen.

Je kunt van alles vinden van de vorm en de inhoud van De Rustelozen. Het is een boek dat zich aan de conventie onttrekt en een genre in zichzelf vormt. Het enorme talent van Tokarczuk is evident. De ene mooie zin na de andere, prachtig geformuleerde overpeinzingen, het houdt niet op. Waar de structuur van De Rustelozen wellicht een gevoel van rusteloosheid oproept, noopt de taal voortdurend tot bedachtzaam lezen. Tot af en toe herhalen en nog een keer herhalen. De Rustelozen is geen boek om even snel tot je te nemen, het is bij uitstek geschikt om lange tijd naast je bed of bank te liggen zodat je af en toe weer een stukje tot je kunt nemen.

De Rustelozen is geen boek met een begin en een einde, de verhalen stromen. Ze nodigen uit om af en toe terug te gaan en een verhaal opnieuw te lezen. Ik heb al vrij snel het idee losgelaten dat ik een traditionele roman aan het lezen was en heb me overgegeven aan de stroom. En heb genoten van het ongelooflijke schrijftalent van Tokarczuk. En dat van haar vertaalster, Greet Pauwelijn. Ook zij heeft een geweldige prestatie geleverd.




zondag 19 januari 2020

Téa Obreht || Inland

Téa Obreht brengt op ingenieuze wijze de levensloop van twee mensen samen die elkaar bij leven nooit ontmoeten. De verzengende hitte en de genadeloze droogte van Arizona voegen een extra laag toe aan het leven van die twee mensen en de roman.

Bij zijn overlijden begint de zwerftocht van Lurie. Samen met twee broers, Donovan en Hobbs, kiest hij al snel voor het criminele pad. Nadat hij iemand heeft vermoord, slaat hij op de vlucht. Tijdens deze vlucht belandt hij bijeen groep mannen van Arabische afkomst die kamelen naar Amerika hebben gebracht. Lurie valt onder ban de dieren en sluit zich aan bij de mannen. Zijn hele verhaal, in ik-vorm verteld, wordt verteld aan Burke, de kameel met wie hij al jaren rondreist. Hij onthult ontberingen, vriendschap, momenten van diep geluk maar ook wanhoop. Aan het begin van Inland lijkt een einde gekomen aan de omzwervingen van Lurie en Burke. Hoe en waarom wordt pas op het allerlaatst duidelijk.

Het perspectief van Lurie wordt afgewisseld met dat van Nora, moeder van vier woonachtig in een onmogelijk droog deel van Arizona. Niet geschreven in ik-vorm maar met een verteller in derde persoon. Nora's echtgenoot Emmett is op pad voor water, zij hoopt tegen beter weten in dat hem niets overkomen is. Ondertussen baart jongste zoon Toby haar zorgen met zijn gepraat over een beest dat rond het huis sluipt, aangemoedigd door Jodie, de armlastige helderziende dochter van een overleden familielid. Dan lijken ook haar zonen Rob en Dolan verdwenen en weet Nora niet meer hoe ze het heeft. Politieke en financiële spelletjes blijken de koers van haar leven ongewild te beïnvloeden. Bang en vermoeid deelt zij haar zorgen met haar dochter Evelyn, vele jaren geleden bevangen en overleden door zonnesteek. Ze kan waarheid en realiteit niet langer ontkennen.

Al lezende vroeg ik me af en toe af of Obreht met haar roman, spelend in het Wilde Westen ergens in de 19e eeuw, een parallel wilde trekken met de huidige geschiedenis. Politieke spelletjes, hebzucht van leiders, discriminatie en vooroordelen, watertekort, kansen die voor het oprapen lijken te liggen in het groene gras aan de andere kant…  Obreht tovert alles uit de kast. Op zo’n manier dat het nergens geforceerd overkomt. De parallellen met de huidige tijd zijn aanwezig, Inland is ook zonder eigentijdse herkenning meer dan de moeite waard.

Obreht legt het rusteloze leven van Lurie, de liefde die hij koestert voor de enige constante factor in zijn leven, Burke, op prachtige wijze vast. Je voelt de onrust van Lurie, zijn onvermogen om ergens langer te blijven, zijn vertwijfeling wanneer het lot een loopje met hem neemt en hem wanneer hij zijn rust gevonden lijkt te hebben, toch weer op pad stuurt. Nora komt naar voren als een vrouw die gewend is aan een hard leven, die bereid is moeilijke beslissingen te nemen, die als een leeuwin vecht voor haar echtgenoot en kinderen maar huisgenote Jodie niet al te fijntjes behandeld. Obreht beschrijft haar groeiende angst om echtgenoot Emmett, haar pogingen om haar gezin te behoeden voor rampen, haar onvermogen om de waarheid onder ogen te zien maar ook de opofferingen die zij zich getroost. Aan het einde van de roman heeft zij al in geen dagen meer normaal gedronken, is eten erbij ingeschoten.

Obreht schrijft prachtig. Het landschap, de blakerende zon en de verzengende droogte komen in prachtige volzinnen met treffende beeldspraak tot leven. Net als het leven in de 19 eeuwse plaatsjes met alle hectiek of juist desolaatheid, vuil, ziekte, angst voor vreemdelingen en een verbijsterende hoeveelheid geweld. Opgegroeid met oude Hollywood-westerns herkende ik de sfeer meteen, Obreht voegt een geweldige extra laag toe met haar prachtige schrijfstijl.

Obreht zoog mij mee in haar roman. Van de eerste Dickensachtige pagina’s over het leven in vieze, duistere sloppenwijken in havens tot de keiharde wereld van het wilde westen waarin doetjes niet konden overleven, waar schoonheid vaak in onverwachte dingen zat. Die Obreht dan weer op weergaloze wijze verwoordde. Toen ik de laatste bladzijde van Inland omsloeg, was ik teleurgesteld. Ik zat zo in het verhaal dat het voor mij nog veel langer had mogen duren.



zondag 12 januari 2020

Cynan Jones || Stillicide

De korte verhalen in Stillicide* zijn oorspronkelijk geschreven voor de BBC Radio 4. Ze zijn in december 2019 voorgelezen door acteurs en daarna nog een beetje bewerkt door Jones. In de recensies wordt Stillicide vooral weggezet als een dystopie, een verhalenbundel over een wereld met een groeiend watertekort. Dat doet de verhalen echter tekort, een andere rode draad door de verhalen heen is namelijk het verlies van een geliefde.

https://www.bbc.co.uk/programmes/m0007n58/episodes/player?page=2

* continu druppelen van water 

Eén persoon komt in alle verhalen terug: Branner. Hij is een voormalige soldaat, inmiddels werkzaam als bewaker bij de watertrein. Een zwaar bewaakte goederentrein die water naar Londen brengt. Wij leren Branner kennen wanneer hij op zoek moet naar iemand die te dicht in de buurt van de trein komt, mogelijk om de trein te saboteren en water te stelen. In het eerste verhaal wordt echter meteen duidelijk dat Branner een probleem heeft. Een probleem dat er mede voor zorgt dat hij draalt met het benaderen en neerschieten van de bewegende stip.

Branner komt in een aantal verhalen terug. In die verhalen wordt steeds duidelijker dat zijn vriendin, die hij heeft leren kennen nadat hij bij een sabotagepoging zwaar gewond geraakt is, nu op sterven ligt. Haar verlies, zijn onvermogen om haar gemis te verwerken wordt door Jones steeds navranter blootgelegd. In het laatste verhaal blijkt de pijn dermate groot dat de lezer snapt dat Branner serieus overweegt zelfmoord te plegen. Of hij dat daadwerkelijk doet, blijft een open einde.

In de andere verhalen komen aspecten van het leven in een maatschappij waarin water een zeer schaars goed geworden is aan de orde. De huizen die moeten wijken voor een enorm dok waar ijsbergen gecontroleerd kunnen smelten, het dagelijkse leven in een maatschappij met te weinig water, de bootjes waarmee de ijsbergen naar het dok gesleept worden, het zeldzame insect dat er wellicht toe leidt dat het dok een andere plek moet krijgen. Maar ook het besef dat in de grote stad het tekort aan water vooral beleefd wordt door de mensen aan de onderkant van de maatschappij. De beter gesitueerden hebben daktuinen, oftewel zij krijgen voldoende water.

Jones benoemt nergens keihard de feiten. De lezer mag conclusies trekken uit wat hij beschrijft. Tussen de regels doorlezen is een vereiste in deze verzameling verhalen. Ik moet zeggen dat ik dit prettig vind. Ik houd persoonlijk niet van romans of verhalen die onderwerpen door je strot proberen te duwen, ik geef de voorkeur aan de subtiliteit die je zelf de ruimte laat om zaken in te vullen.

Het is natuurlijk ook mooi meegenomen dat Jones prachtig schrijft. Zijn zinnen zijn vaak juweeltjes. De verhalen, hoewel ogenschijnlijk los van elkaar te lezen, blijken elkaar wel degelijk aan te vullen. Hoewel ik inschat dat elk verhaal zelfstandig gelezen kan worden, voegt de gezamenlijke rode draad een extra laag toe. De typografie met korte alinea’s en veel witregels maakt dat je de verhalen met gepaste snelheid neemt, per alinea de tijd nemend. Jones dwingt zijn lezers tot een laag tempo.

Ik was onder de indruk van deze verzameling korte verhalen. Korte verhalen die onbetwistbaar onderdeel vormen van een groter geheel. Ik had het ook geaccepteerd indien Jones Stillicide een novelle had genoemd. Hoe dan ook, Stillicide is prachtig in al zijn subtiliteit. Jones slaagt erin een beeld te scheppen van een dreigende wereld waarin in een enkeling ten onder gaat aan zijn eigen persoonlijke leed.


zondag 5 januari 2020

Elizabeth Strout || Olive Again

Ik kan me herinneren dat ik de hoofdpersoon uit Olive Kitteridge vooral vervelend vond. Daar kon zij natuurlijk niets aan doen, zo had Elizabeth Strout haar nu eenmaal gemaakt. In Olive Again wordt Olive nog steeds veel mensen gezien als die vervelende tang, toch zorgen de korte verhalen over het dorp waar Olive woont ervoor dat ik anders naar haar ging kijken. En Olive zelf ook.

We ontmoeten Olive opnieuw op het moment dat ze weduwe is en een nieuwe liefde ontmoet. Door en met deze man, Jack, leert zij zichzelf beter kennen. Aanvaardt zij dat veranderingen in het leven niet per definitie slecht hoeven te zijn. Olive is geen makkelijke vrouw, Strout zorgt er dit keer wel voor dat ik meer sympathie opvat voor deze vrouw. Ook zij is maar door omstandigheden geworden wie zij is.

In Olive Again neemt Strout ons mee in het leven in een klein dorp in Maine.  Olive Kitteridge komt in elk verhaal meer of minder prominent voor. Veel gebeurt er niet in het dorp. Mensen leven hun leven, gaan soms dood, worden ziek, krijgen een ongeluk, ze krijgen kinderen of krijgen een tweede kans in de liefde. Niet meer en niet minder dan in de meeste dorpen gebeurt. Daar zit ook de kracht van Strout. Zij is niet iemand van de grote gebaren. Zij beschrijft het kleine, menselijke dat wij allemaal uit onze eigen omgeving kunnen herkennen. De vrouw met kanker bijvoorbeeld die blij is dat er iemand langskomt die nuchter met haar over haar ziekte praat. De dochters die het terugkeren naar het dorp omdat een ouder overlijdt.

Olive Again biedt ook een inkijk in het ouder worden. In het laatste verhaal blijkt Olive verhuisd naar een complex voor bejaarden, thuis wonen was geen optie meer. Haar zorgen over haar gezondheid maar ook die van haar zoon zijn door Strout nuchter en subtiel op papier gezet. Het is de plaatselijke landelijk vermaarde dichter die de vinger op de pijnlijke plek legt: zij schrijft een gedicht over eenzaamheid, met Olive in de hoofdrol. Het doet Olive beseffen dat ouderdom niet alleen met lichamelijke gebreken komt. Het betekent overigens niet dat ze daarmee opeens het zonnetje in huis wordt. Ook in het complex voor bejaarden gaat ze niet zo maar met iedereen om.

Strout laat het kleine zien met subtiele voorbeelden maar ook met prachtige zinnen die je in je ziel raken. In Olive Again laat ze wederom haar onovertroffen schrijftalent zien, het vermogen om dingen te duiden. De kwaliteit van het zonlicht in februari bijvoorbeeld, de prachtige beschrijvingen van de natuur in Maine maar ook de rake typeringen van Olive’s leeftijdsgenoten. Olive is een rake observator, zij ziet met haar scherpe blik wat veel mensen ontgaat. De mooie en de minder mooie mensen en dingen om haar heen. In het verloop van de korte verhalen laat Strout haar beetje voor beetje minder streng worden voor de wereld om haar heen en voor zichzelf. Haar wereldbeeld wordt minder zwart-wit.

De korte verhalen in Olive Again zijn pareltjes die mij geraakt hebben. Strout bewijst wederom dat ze schittert in het kleine, het alledaagse, in dat wat wij elke dag kunnen tegenkomen. Haar observaties staan als een huis. Olive blijft lichtelijk irritant. Het is Strout’s verdienste dat ik haar als persoon steeds meer ben ga waarderen.