zondag 27 maart 2022

Hanya Yanagihara || To Paradise

Om te zeggen dat ik met enige aarzeling begon aan To Paradise is zwakjes uitgedrukt. Ik behoorde niet tot die groep die kickte op alle emotie in voorganger A Little Life, ik was vooral vol afschuw door de overdosis expliciet geweld die Yanagihara haar lezers presenteerde. Na verloop van tijd werd mij duidelijk dat in To Paradise geen expliciet beschreven geweld zou voorkomen, naarmate de roman vorderde bleek de onderliggende dreiging nog vele malen beklemmender. 

Hoe in één blog een roman samen te vatten van zo’n 700 pagina’s waarin aardig wat gebeurt? Niet dus. Ik houd het bij de belangrijkste elementen: opbouw van de roman, terugkerende thema’s en de tastbare toenemende dreiging. 

To Paradise bestaat uit drie duidelijk gescheiden delen. Eentje speelt de hoofdstad, New York, van een fictieve staat op het noord-amerikaanse continent eind 19e eeuw. Een staat waar Zwarte tot slaaf gemaakten die vluchten uit The Colonies  keurig doorverwezen worden naar The American Union, omdat ze niet ‘ons’ soort mensen zijn. Tegelijkertijd is de staat een paradijs voor homo’s en lesbiennes; zij mogen trouwen en kinderen adopteren. Niemand die er vreemd van opkijkt. Een eeuw later brengt Yanagihara ons naar datzelfde New York, een stad die inmiddels geteisterd wordt door een nieuwe ziekte. Een ziekte die dood en verderf zaait onder homo’s. Eén van hen blijkt afkomstig uit Hawai, wat Yanagihara de mogelijkheid biedt zijn familiegeschiedenis de beschrijven. Weer een eeuw later blijkt corona niet éénmalig, de wereld wordt geplaagd door een opeenvolging van pandemieën van steeds akeligere virussen. 

In alle delen hebben de voornaamste personages dezelfde namen. In sommige gevallen blijkt er zelfs een familielijn te lopen van de ene eeuw naar de andere. De omstandigheden waarin ze leven verschillen echter aanzienlijk. Allemaal krijgen ze echter te maken met keuzes die bepalend gaan zijn voor de rest van hun leven. 

De eerste David groeit op in vrijheid; hij is de oudste zoon in een welgesteld gezin. Zijn beperkingen liggen vooral in zijn eigen persoontje. Hij is redelijk teruggetrokken en verlegen, een eerdere relatie is vooral door zijn eigen gedrag uitgelopen op een fiasco. Hij overweegt een huwelijk met een kalme, verantwoordelijke, oudere man wanneer hij smoorverliefd wordt op een leeftijdsgenoot. Eentje die aan kanten uitstraalt ‘uit op zijn geld’. Lees vooral de roman wanneer je wilt weten welke keuze David maakt. Ik volsta met de opmerking dat zijn keuze tegelijkertijd hoop en wanhoop inhoudt. 

Die combinatie van hoop en wanhoop blijft, ook in deel twee en drie. De tweede David kiest ervoor om te gaan samenwonen met een veel oudere man, niet meer terug te keren naar Hawaï, waar hij is opgegroeid. In New York dreigt aids en is de bescherming van een welgestelde man welkom. Die bescherming blijkt ook nodig wanneer Yanagihara David’s vader het relaas van hun beider jeugd laat vertellen. Een prachtig en tegelijkertijd triest relaas over onmacht en onvermogen; David’s vader blijkt – mede met dank aan naar wat ik vermoed epileptische aanvallen zijn – eerst totaal afhankelijk te zijn van zijn moeder, daarna van een goede vriend. Hij is zeker geen goede vader voor David. 

Hoop en wanhoop spelen de hoofdrol in deel drie. Dit deel is opgebouwd uit brieven die de vader van de derde David schrijft aan een goede vriend, een Brit, én uit de belevenissen van David’s dochter Charlie. Charlie’s verhaal begint in 2093, de brieven starten in 2043 dan lopen door tot Charles’s dood.  Charles  en Charlie wonen in Manhattan, zone 8. Een deel van de stad waar nog een zekere mate van vrijheid en welvaart heerst.  Charles’s verhaal is gruwelijk. Niet omdat er zoveel geweld in voorkomt, maar omdat het de ontwikkeling van David laat zien van viroloog tot ontwerper van een totalitaire staat waarin maar één ding geldt: het virus onder bedwang houden. Charles zit vol goede bedoelingen maar kan niet voorkomen dat bescherming van mensen verandert in toenemende onderdrukking van mensen. Wanneer Charles zich realiseert wat er gebeurt is het te laat. Hij heeft dan nog maar één zorg: de toekomst van Charlie die, nadat ze ziek is geweest, niet meer echt in staat is voor zichzelf te zorgen.

Hoop is ver weg in dit derde deel. Er is de wetenschap, in ieder geval voor Charles, dat in Europa zaken anders worden aangepakt, dat het virus daar niet heeft geleid tot een totalitaire staat. Charlie lijkt zich nauwelijks bewust van het feit dat zij onderdrukt wordt, ze is niet in staat wat ze dagelijks ziet te vertalen naar de echte realiteit. Yanagihara eindigt haar verhaal dubbelzinnig. Net als in het geval van de eerste David wordt voor Charlie een keuze gemaakt die of tot haar ondergang of haar redding gaat leiden. Aan de lezer om te kiezen wat het zal zijn. 

Naarmate deel drie vorderde voerde Yanagihara de totalitaire staat op. Gegeven het feit dat ik in To Paradise begon op het moment dat ene Poetin besloot zijn wil op te leggen aan een vrij land, kwam de roman bepaald heftig binnen. Geen expliciet geweld dit keer maar gut, zone 8 in de bepaalde niet vrije Verenigde Staten dreef op onderliggende dreiging. Waar ik meerdere keren overwoog om A Little Life niet uit te kezen, wilde ik nu alleen maar doorlezen. Dat Charles ten onder zou gaan met dank aan de totalitaire staat die hij zelf mede in het leven had geroepen, was al vrij snel duidelijk. Hoe het met Charlie zou gaan aflopen niet. Yanagihara bouwde haar karakter en haar leven zo mooi op dat ik gedreven werd om door te lezen. 

To Paradise is geen roman om eventjes tussen door te lezen. Daarvoor is de roman te lijvig en heeft het onderwerp te veel impact. Ik heb mijn mening over Yanagihara inmiddels herzien. To Paradise heeft mij wakker gemaakt voor haar talent: de opbouw van haar roman werkt en is uitermate effectief, haar schrijfstijl is vloeiend en haar personages staan stuk voor stuk. Indrukwekkend. 




zondag 20 maart 2022

Honorée Fanonne Jeffers || The Love Songs of W.E.B. Du Bois

Juichende kritieken alom in de Amerikaanse pers, de critici vielen over elkaar heen in hun loftuitingen over The Love Songs. The Britse Guardian was ook positief maar meer met mate. The Guardian zette mij bovendien op het spoor van iets dat ik zelf nooit had  kunnen achterhalen. Of ik had de moeite moeten nemen om me te verdiepen in het verzamelde werk van W.E.B. De Bois en dat ging me toch net een beetje te ver.

W.E.B. Du Bois (1868 -1963) heeft dus echt bestaan. Hij was een socioloog, historicus en, belangrijker,  burgerrechtenactivist. Hij kwam al op voor het lot van zijn Zwarte medemens toen Martin Luther King nog in zijn wiegje lag. In de roman staat hij regelmatig ter discussie. Hij had namelijk wel heel specifieke ideeën over hoe de Afrikaanse Amerikaan zich een betere positie  kon verwerven. Hij geloofde oprecht dat de opmars van de Zwarte man (niet de vrouw, stel je voor zeg!) begon met de opmars van de 10% intellectuelen onder hen. Een intellectuele elite moest vooruitgang brengen, de andere 90% moest vooral de blanke mens blijven ondersteunen. Niet bepaald de mening van Martin Luther of Malcolm X zullen we maar zeggen. 

The Love Songs draait om die 10%. Dat de roman niet gaat om die andere 90% blijkt al uit de titel. Tot mijn grote ergernis moet ik wel zeggen. In alle recensies die ik heb gelezen werd triomfantelijk verwezen naar die andere Love Song, die van J. Alfred Prufrock (TS Eliot). Nu heb ik Engels gestudeerd en was dat zo ongeveer het eerste gedicht waar ik een essay over moest schrijven (pas twee jaar later begreep ik eindelijk wat ik toen gelezen had) maar ik behoor daarmee tot een uitermate select groepje geloof ik. Ik vermoed dat het gros van Jeffers’ lezers geen flauw idee heeft dat die o zo subtiele verwijzing naar Prufrock (geen Song maar Songs) slaat op het dualisme (double consciousness) dat Afrikaanse Amerikanen dagelijks ondervinden. Vraag me stiekem af of Oprah, natuurlijk is de roman ook in haar book club besproken, die nuance herkend heeft. 

Oftewel, The Love Songs is een roman die de strijd voor erkenning van de Afrikaans Amerikaanse mens laat zien door vooral de nadruk te leggen op die Afrikaans Amerikaanse  mens die toevallig een hogere opleiding kan volgen. In dit geval Ailey, derde dochter uit een welgesteld gezin, met een stamboom die terug gaat naar de eerste tot slaaf gemaakte voorouders, tot de Cherokee met wie die eerste Afrikanen trouwden en tot de witte meesters die met geweld voor nageslacht zorgden. 

Jeffers heeft haar roman in twee delen opgesplitst: de geschiedenis van Ailey, ergens beginnend in de jaren zeventig van de vorige eeuw, én de geschiedenis van haar voorouders, beginnend rond 1750. Die hoofdstukken noemt Jeffers de Songs. Het zal niet helemaal als een verrassing komen dat de twee geschiedenissen ergens rond 2020 samenkomen; geschiedkundige Ailey ontdekt dan feiten over haar familie die tot dan toe niet boven tafel waren gekomen. 

De stamboom van Ailey’s familie is waarschijnlijk typisch voor die van de gemiddelde Afrikaanse Amerikaan. Ik vrees dat het gros van deze stambomen door verkrachting beïnvloed is. Zo ook de familie van Ailey. Zij kunnen hun stamboom direct terug leiden naar één van de grotere plantage-eigenaren in het stadje Chicasetta, Samuel Pinchard, een wrede pedofiel die vele jonge zwarte meisjes misbruikte. Dat Ailey’s familie van hem afstamt is een publiekelijk bekend geheim. Het is niet voor niets dat tegen het einde van de roman blijkt dat de boerderij waar Ailey’s oma woont niet door haar gehuurd wordt maar jaren eerder al aan haar is nagelaten. 

Een ander facet van Ailey’s familie is niet typisch voor Afrikaans-Amerikaanse families, incest  komt helaas voor onder alle kleuren, onder alle gezindtes. Ailey en haar twee zussen blijken jarenlang misbruikt door hun opa van vaders kant. Of zijn echtgenote het niet wist, zijn zoon niet? Niemand zal het ooit weten, want het is één van die zaken waar je het als nette familie niet over hebt. Dus sterft oudste Lydia aan een overdosis drugs omdat ze haar incestverleden niet kan verwerken, werpt middelste Coco zich met ziel en zaligheid op haar studie en kost het jongste Ailey heel wat jaartjes om eindelijk een doel te vinden in haar leven. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet weet wat ik aan moet met dit aspect van de roman.  Het is aan de ene kant de verantwoording voor het leven van drie vrouwen, aan de andere kant moet het blijkbaar belichten dat familiegeheimen vooral geheimen moeten blijven. Het incest-gebeuren liet mij met een soortement onvolkomen gevoel achter: het was er net teveel met de haren bij gesleept en daardoor voelde het wat onaangenaam. 

Ailey en een groot deel van haar familie staan voor die 10% intellectuelen. Dus trakteert Jeffers ons uitvoerig op de carrières van diverse familieleden, blijkt een groot aantal van hen, Uncle Root bijvoorbeeld, een grote rol gespeeld te hebben in de intellectuele opvoeding van vele Afrikaanse Amerikanen en hebben zij zo goed als allemaal niet gekozen voor een carrière bij een topinstituut als Harvard maar voor een kleine Zwarte universiteit in een klein stadje. Stuk voor stuk hebben ze ook allemaal te maken gehad met discriminatie en racisme. Waren ze vaak de enige Zwarten in een witte omgeving en moesten ze vele vooroordelen en obstakels overwinnen. 

Eén van de grote zwaktes van deze roman is wat mij betreft dat de personages nooit verder komen dan clichés. Ailey groeit van klein meisje uit tot jonge vrouw met een mooie carrière als geschiedkundige. Haar persoonlijke ontwikkeling blijft een beetje daarbij achter. De mensen om haar heen zijn absoluut clichés: de aan drugs verslaafde zus, de moeder die vooral wil dat ze een man (zwart natuurlijk) trouwt, de oma voor wie de huid niet licht genoeg kan zijn, de zwarte vriend die zich via een witte vrouw omhoog werkt, de roman staat er vol mee. En tja, ook de witte mensen zijn zo goed als allemaal clichés. Ze mishandelen slaven, verdrijven Native Americans, zijn racistisch en discrimineren. Op een of andere manier vind ik dat niet zo heel erg, onze voorouders hebben het er tenslotte naar gemaakt en veel van hun afstammelingen maken het er nog steeds naar. 

Jeffers draait er wat betreft geweld, mishandeling, verkrachting, racisme en discriminatie bepaald niet om heen. De roman staat boordevol voorbeelden van gruwelijkheden, al dan niet fysiek. Het zijn gruwelijkheden waarvan het goed is dat ze benoemd worden, dat we onze ogen er niet voor sluiten. Ik moet persoonlijk zeggen dat ik niet weet wat ik erger vond: de gruwelijke wijze waarop Pinchard kleine meisjes verkrachtte of de gemaakt naïeve wijze waarop één witte mede-studente van de Ailey voortdurend de nadruk legt op het feit dat er toch ook goede blanken waren, dat niet elke plantage-eigenaar zijn slaven mishandelde? Alleen zo jammer dat deze vrouw zo ongelooflijk dom wordt neergezet door Jeffers dat ik haar opmerkingen eigenlijk niet serieus kon nemen. Zullen we het er maar op houden dat ik het enger had gevonden indien deze vrouw slim en welbespraakt was geweest en desondanks dit soort domme dingen had gezegd?

The Love Songs beslaat zo’n 800 pagina’s waarin heel veel gebeurt. Teveel om hier allemaal te benoemen. The Love Songs is zeker niet de beste roman die ik ooit gelezen heb, vergeleken met die andere Love Song is de literaire kwaliteit van het gedicht absoluut superieur. Ik kan me wel voorstellen dat The Love Songs verplicht leesmateriaal wordt op veel scholen. De twee verhaallijnen die elkaar tegen het einde ontmoeten zijn effectief en maken dat Jeffers een hele stamboom op intrigerende wijze  kan uitpluizen. Zij laat treffend en schokkend zien wat Afrikaans-Amerikanen nu en in het verleden is misdaan, tegelijkertijd niet schromend om te laten zien dat er in Afrikaans-Amerikaanse gezinnen ook een en ander misgaat en dat die 10% van W.E.B. Du Bois toch ook niet zo heel fijntjes was. 



En voor degenen die het leuk vinden: 

The Love Song of J Alfred Prufrock

Let us go then, you and I

When the evening is spread out against the sky …


En T.S. Eliot leest persoonlijk zijn Love Song of J. Alfred Prufrock voor:

https://www.google.com/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=&cad=rja&uact=8&ved=2ahUKEwib3LXHlqD2AhWTNewKHY51APoQwqsBegQIAxAB&url=https%3A%2F%2Fwww.youtube.com%2Fwatch%3Fv%3DJAO3QTU4PzY&usg=AOvVaw30gR79qKg-L78jySe3UL2m


zondag 13 maart 2022

Elizabeth Strout || Oh William!

In Oh William! keert Strout terug naar een eerdere hoofdpersoon, Lucy Barton. Heel wat jaartjes ouder inmiddels; succesvolle auteur, gescheiden, hertrouwd en inmiddels weduwe. Ex William is altijd een vast onderdeel van haar leven gebleven. Nadat zijn laatste relatie abrupt eindigt, doet hij weer een beroep op de vriendschap van Lucy. Een reeks van ogenschijnlijk onschuldige gebeurtenissen maakt dat Lucy met andere ogen naar hem en hun relatie gaat kijken. 

Oh William!  is net als andere Strout-romans geen aanrader voor mensen die veel actie willen. Oh William!  kabbelt een beetje voort, wat wordt benadrukt door de wijze waarop Lucy het verhaal vertelt. Zij is de verteller, de hele roman wordt gedragen door haar perspectief. De roman lijkt daardoor op een gesprek met iemand die alle tijd heeft, heerlijk aan het praten is, af en toe van de hak op de tak springt maar altijd weer terug komt bij dat ene onderwerp.

De ‘ik zit op de vertelstoel en neem eens uitvoerig de tijd om jullie op de hoogte te stellen'-stijl, maakt dat Lucy ons deelgenoot maakt van gebeurtenissen uit het verre verleden maar ook uit het heden. Zo keert ze in gedachten terug naar haar ouderlijk huis en laat ze informatie los over haar jeugd in een straatarm gezin, de problemen die dat jaren later nog opleverde omdat ze bepaalde dingen nooit heeft meegekregen in haar jeugd. Voor Lucy is welvaart geen vanzelfsprekend, het bezitten van luxere items iets waar ze zich nog steeds over verbaast.  

William komt wel uit een welgesteld gezin, voor hem zijn heel veel zaken de normaalste zaak ter wereld. Laat in de roman komt hij tot de ontdekking dat zijn moeder toen zij opgroeide zelfs nog armer was dan Lucy, voor hem komt dat als een schok. Lucy snapt hoe het geweest moet zijn om zo arm op te groeien. Zij vermoedt dat William zich mede tot haar aangetrokken voelde, omdat hij de verwantschap aanvoelde tussen zijn moeder en zijn ex-echtgenote. Dat ontkent hij. Hij is juist verliefd geworden op Lucy, omdat zij, in tegenstelling tot zijn moeder, altijd optimistisch was, altijd even enthousiast.

De alinea waarin William Lucy vertelt dat zij juist niet op zijn moeder lijkt, is cruciaal in de roman. De alinea laat namelijk zien dat Lucy een verkeerd zelfbeeld heeft maar ook dat William en Lucy elkaar eigenlijk nooit goed begrepen hebben. De laatste zinnen van de roman zijn tekenend. Strout laat Lucy uitroepen dat niemand elkaar kent, niet eens zichzelf. Het enige dat zij zeker weet is dat iedere mens een mysterie is voor zijn medemens.

Oh William!  boeit omdat Lucy ons al van de hak op de tak springend meeneemt in zaken die ons leven bepalen. De liefde die wij voelen voor anderen, de onbegrijpelijke besluiten die sommige van ons nemen voor de liefde, de geheimen die we voor elkaar hebben, hoe goed we elkaar ook denken te kennen.

Ik ben een fan van Strout’s bijna kabbelende stijl van schrijven. Zij is een meester in het laten vertellen van haar hoofdpersoon, een meester in het door de hoofdpersoon af en toe laten onthullen van waarheden met een hoofdletter. Strout neemt je aan de hand mee door het leven van haar personages, ogenschijnlijk kleine levens die synoniem staan van het leven, onbeduidend en van tijd tot tijd benauwend groot.



zondag 6 maart 2022

Pip Williams || The Dictionary of Lost Words

The Dictionary is zo’n roman die een beetje blijft hangen tussen vooral melodrama en serieus. Het onderwerp waaraan Williams raakt is namelijk zeker serieus. De manier waarop ze het aanvliegt misschien net een tikkeltje te licht …?

Hoofdpersoon in The Dictionary is Esme. Bij de start van de roman is ze nog een kind. Haar vader werkt voor de Oxford Dictionary, in 1901 nog volop in de maak. Omdat Esme’s moeder is overleden neemt hij zijn dochter vaak mee naar de schuur waar hij en zijn collega’s werken aan het woordenboek. Die schuur stond daadwerkelijk in de tuin van Sir James Murray, één van de hoofdredacteuren.

Esme houdt vreselijk veel van haar vader en vindt het heerlijk om met hem mee te gaan naar zijn werk. Daar komt bruut een einde aan wanneer de lexicografen vermoeden dat zij af en toe papiertjes met daarop woorden en hun betekenis meeneemt. Helemaal ongelijk hebben ze daarin niet. Esme verzamelt namelijk woorden die op de grond beland zijn of in de prullenmand. Bondmaid is het eerste woord dat in haar groeiende verzameling belandt.

Na wat perikelen op school waarmee ik niemand zal vermoeien (mishandeling op een Schotse kostschool, hoe vreemd) belandt Esme uiteindelijk ook bij het team van haar vader. Zij mag in eerste instantie heen en weer fietsen tussen de schuur en de universiteit, gaandeweg krijgt ze steeds belangrijker taken. Ondertussen verzamelt ze woorden die het woordenboek niet halen. Veelal woorden die op straat, op markt, in minder verfijnde huishoudens om het zo maar even te stellen tot het dagelijkse spraakgebruik horen. Voor de heren bij het woordenboek tellen ze niet mee.

En dan komen we zo dus bij het serieuze aspect van The Dictionary. Williams laat ons door Esme kennismaken met de strijd van de suffragettes, één van haar vriendinnen heeft zich bij hen aangesloten. Willams laat ons door de ogen van Esme ook zien dat ook in het accepteren van woorden sprake is van discriminatie van vrouwen. Hoewel de dochters van Murray in deze roman dappere pogingen doen om bepaalde woorden geaccepteerd te krijgen, weigeren de heren lexicograaf ze op te nemen. Niet voldoende serieus, te plat, te gewoontjes.

Williams laat dus zien dat de keuze voor woorden die opgenomen worden in de Oxford Dictionary mede bepaald is door mannelijke dominantie. Zit wat in. Het verbaast mij in ieder geval niet. Esme’s verzameling van woorden die voornamelijk gebruikt worden door vrouwen levert ergens in de roman een eigen, ietwat dunner, woordenboek op: The Dictionary of Lost Words.

Hoe dat woordenboek tot stand komt is onderdeel van het melodrama. Esme heeft twee liefdesaffaires, eentje met één van de drukkers van het officiële woordenboek. Hij schenkt haar een uniek door hemzelf gezet en gedrukt woordenboek vlak voordat hij vertrekt naar Frankrijk om mee te vechten in de Eerste Wereldoorlog. Het melodrama leidt uiteindelijk tot een einde waarvan ik echt dacht ‘het zal wel, dit ligt er veel te dik op’.

Oftewel. The Dictionary is een prettig leesbare, vermakelijke roman die een serieus onderwerp belicht, iets waar Williams best wel goed in slaagt. Het melodrama eromheen maakt het allemaal net iets moeilijker om de roman geheel serieus te nemen.