zondag 12 februari 2023

Kate Atkinson – Shrines of Gaiety

Op het eerste gezicht zou je Shrines of Gaiety kunnen afdoen als een vermakelijke schelmenroman, spelend in de jaren dertig met als middelpunt een niet helemaal binnen de lijntjes tekenende familie die een aantal nachtclubs runt. Ik vrees dat je Atkinson dan zwaar tekort doet. Shrines of Gaiety kan op veel aspecten de concurrentie aan met de betere Dickensiaanse voorgangers. Ik leg uit waarom.

In de eerste plaats het aantal personages en het aantal verwikkelingen die aan het einde van de roman allemaal hun eigen plekje in de roman gevonden hebben.

De familie Coker runt op fenomale wijze de nachtclubs, of liever gezegd dat doet materfamilias Nelly. Haar kinderen kunnen op geen enkele wijze tippen aan haar. Sommige van die kinderen interesseert dat bepaald niet. Niven omdat hij in de Eerste Wereldoorlog teveel gezien heeft en de drie jongere dochters omdat ze andere zaken aan hun hoofd hebben. Dochter Edith lijkt wel degelijk in staat haar moeders koninkrijk op een gegeven ogenblik over te nemen, zij brengt het door een persoonlijke keuze echter bijna tot val. Zoon Ramsay komt liefde tekort, hij lijdt vooral onder het feit dat zijn moeder hem – niet geheel onterecht – niet serieus neemt.

En dan de personages aan de goeie kant. Inspector Frobisher die alles in zich heeft om een waardig opvolger van Atkinson’s Jackson Brody te worden, onnozel gansje Freda die denkt dat ze met haar talent London wel eventjes zal veroveren. Zij komt van een koude kermis thuis, realiseert zich waarschijnlijk niet meteen dat die koude kermis haar kracht, empathie en doorzettingsvermogen juist naar boven halen.  Gwendolen Kelling is de volwassen geworden George uit Enid Blython’s De Vijf. Kordaat, nergens bang voor, bereid de wereld stormenderhand te nemen en elk obstakel uit de weg te ruimen. Pas wanneer één van de twee mannen in haar leven eindelijk vermeldt dat hij getrouwd is, wankelt ze.

Tussen de Cokers en de mensen aan de goede kant begeeft zich een groot aantal kleurrijke personages. Of juist grijze. De bibliothecaresses met wie Gwendolen jaren gewerkt heeft, de ongetrouwde dames in haar kosthuis … Atkinson zet ze feilloos neer. Dat geldt ook voor politieagent Oakes die een ietwat vreemde relatie tot de wet lijkt te hebben, de mysterieuze Azzopardi of de Veertig Dieven, een groep vrouwelijke zakkenrollers die op geheel eigen wijze opereren. Het knapste is nog wel de manier waarop Atkinson sleutelfiguur Maddox nauwelijks zelf ten tonele voert, er wordt vooral over hem gesproken, maar wel een scherp beeld neerzet van een corrupte agent.  

Had ik al gezegd dat Atkinson haar taal perfect beheerst? Zij is één van die auteurs die de meest prachtige zinnen uit haar pen laat rollen, die af en toe slechts een subtiel geplaatst woord nodig heeft om een situatie te duiden. En dan hebben we het nog niet eens over de af en toe barokke beschrijvingen van de nachtclubs en hun bezoekers of de bijna tastbare lugubure sfeer in de mortuaria. Het nachtleven maar ook de schrijnende omstandigheden van vele inwoners van Londen in de jaren dertig komen door het talent van Atkinson tot leven.

Eén aspect van Shrines of Gaiety heb ik nog niet belicht: de knappe wijze waarop Atkinson humor en harde realiteit afwisselt. Wanneer Freda kan intrekken bij een vroegere vriendin is het bijna hilarisch om te lezen hoe ons gansje echt niet snapt welk beroep die vriendin uitoefent, terwijl tegelijkertijd de armoede waarin zij leeft druipt van de pagina’s af.

Ik heb één grote fout gemaakt tijdens het lezen van Shrines of Gaiety: ik had steeds maar kort de tijd om te lezen waardoor ik eigenlijk te sporadisch in de wereld van Nelly Coker, Frobisher en Kelling werd ondergedompeld. Op het moment dat ik – met dank aan een langere treinreis – de tijd had, schoot ik door de roman heen en wilde ik niet meer stoppen met lezen (heb ik dus ook niet gedaan).

Oftewel, ik blijf een fan van Atkinson. Ik zie nu alweer uit naar haar volgende roman. 




 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten