zondag 15 december 2019

Colson Whitehead || The Nickel Boys

Ik vrees dat ik geen groot Whitehead fan ben. Ook in zijn tweede roman ligt wat mij betreft de nadruk teveel op de boodschap, te weinig op de literaire merites van zijn verhaal. Jammer, want er zijn momenten dat ik (h)erken dat Whitehead een begaafd schrijver is, dat hij kan toveren met woorden.

De Nickel Boys begint met de ontdekking van een onbekende, illegale begraafplaats bij een voormalige heropvoedingsschool voor jongens. De gevonden skeletten dragen allemaal de sporen van geweld. De vondst maakt dat er eindelijk aandacht komt voor het buitensporige geweld dat op Nickel plaatsvond. De vondst maakt ook dat één van de Nickeljongens besluit terug te keren en aandacht te vragen voor zijn tijd op Nickel.

Die ene jongen heet Elwood Curtis. Whitehead beschrijft hoe hij, een brave, hardwerkende intelligente knul met vooruitzichten op studie, door een misverstand op Nickel terechtkomt en binnen de kortste keren slachtoffer wordt van de keiharde cultuur. Hij ondergaat één van de brute straffen die het personeel van Nickel te pas en te onpas toepast. Vrienden zijn een illusie op Nickel, het is ieder voor zich. Toch lijkt Elwood bevriend te raken met Turner. In deel twee van de roman richt Whitehead de aandacht op Elwood en Turner. De één, mede door Martin Luther King, ervan overtuigd dat de waarheid altijd gehoord wordt; de ander cynisch en realistisch, hij weet dat eigen belang altijd voorop staat. Zeker wanneer de waarheid de mishandeling van Afro-Amerikaanse jongens betreft door White AngloSaxon Protestants.

In deel drie van de roman keren we terug naar het nu en maken we kennis met de oudere Elwood, een man die weer een plek in de maatschappij gevonden heeft. Moeizaam, want Nickel heeft hem voor altijd geschaad. Toch start hij een bedrijf en vindt hij eindelijk een vrouw aan wie hij zijn verhaal kwijt kan. En dan blijkt Whitehead opeens een trucje toegepast te hebben waardoor wat je tot nu toe gelezen hebt opeens in een ander daglicht komt te staan. Het type trucje dat schrijvers wel vaker toepassen om hun verhaal een passende draai te geven en waarvan het altijd maar de vraag is of het werkt of als goedkoop ervaren wordt. Het moge duidelijk zijn dat ik in dit geval naar het laatste neig.

Nickel Boys gaat over de vreselijke mishandelingen op heropvoedingsscholen, met name gericht op de niet-blanke jongens. Elwood en Turner zijn niet de hoofdpersonen, zij zijn een vehikel om deze boodschap naar buiten te brengen. Daar slaagt Whitehead in, na het lezen van Nickel Boys zal er bij zijn lezersgroep geen twijfel over bestaan dat jongens die op dergelijke scholen terecht kwamen vaak geen schijn van kans kregen. Whitehead slaagt er niet in om  de personages van Elwood en Turner zo uit te bouwen dat ze cliché af zijn. Ik persoonlijk vind dat jammer.

Whitehead laat maar één kant van het verhaal zien, dat van de jongens die opgesloten zaten in Nickel. Hij kan daardoor de mannen die op Nickel werken ook neerzetten als clichés van keiharde, wrede mannen die Afro-Amerikanen niet zien als mensen. Een beeld dat veel lezers en kijkers van tv of film al snel zullen herkennen en dat in deze roman weinig behoeft om meteen opgepikt te worden. Het feit dat deze mannen in hun eigen wereld vaak worden gezien als hardwerkende, de wet hoog houdende steunpilaren van de maatschappij komt niet aan de orde. Ook die wereld wordt door Whitehead namelijk neergezet als een soort prototype van de maatschappij, voor veel mensen heel herkenbaar door eerdere voorbeelden.

Whitehead heeft maar één doel: een boodschap verkondigen. Dus maakt hij kundig gebruik van clichébeelden die bestaan, die maken dat zijn lezers weinig tot geen moeite hoeven te doen om ze te herkennen. Hij doet geen enkele poging om die clichés genuanceerder te maken. Ik kan me dat nog voorstellen bij de wrede mannen van Nickel. Ik vind het jammer dat hij ook Elwood en Turner ondergeschikt maakt aan die ene boodschap. Juist zij hadden meer verdiend.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten