zondag 9 oktober 2016

Madeleine Thien || Do Not Say We Have Nothing

Man Booker Shortlist 2016



In de jaren 80 kwamen de eerste barstjes in het imago van communistisch China. Mao en zijn Culturele Revolutie bleken het land vooral naar de sodemieter geholpen te hebben. Ook voor niet-bijster geïnteresseerde en geïnformeerde westerlingen werd duidelijk dat een klein machtig kader de grote meute onderdrukte. Angst overheerste, honger en armoede waren alom aanwezig. Madeleine Thien laat haar ik-persoon het verhaal vertellen van haar vader, een klassiek geschoolde concertpianist die in Canada geen piano meer aanraakte. Het verhaal maakt duidelijk waarom. Ook hij is een kind van de revolutie, hij is onderdrukker en slachtoffer tegelijkertijd. Thien maakt zeer aannemelijk dat Mao en zijn consorten hun volk hersenspoelden en murw maakten, bijvoorbeeld door families bruut uit elkaar te halen. Het beeld dat zij schetst van de Rode Brigades is ontluisterend: opgehitste, totaal opgefokte jongeren die vooral bang zijn dat zij in de ogen van de anderen onvoldoende patriottisch zijn. Zij spelen een belangrijke rol in wat in bepaalde periodes aan de orde van de dag was:  gewelddadige ‘shaming en blaming’, slechts een enkeling hield tijdens die sessies zijn eigenwaarde. Dat Thien’s roman naast een goede weergave van de Chinese geschiedenis ook een prachtige roman geworden is, komt vooral door haar vermogen om mooi te schrijven en een bijna intiem portret van twee families te schetsen. Hoewel zij gruwelijke dingen beschrijft, is Thien tegelijkertijd in staat om ons mee te nemen in het lot van een kleine groep mensen. Zij is betrokken bij haar hoofdpersonen maar zet hen neer als mensen van vlees en bloed, met al hun goede en slechte kanten. Wat Thien vooral doet, is haar lezer confronteren met de eigen menselijkheid. Wie zijn wij dat we zouden kunnen zeggen dat wij wel in opstand gekomen waren, dat wij ons niet als makke schapen hadden laten onderdrukken? Thien laat ons meeleven met de mensen die ervaren hoe snel je in China ‘verdacht’ was maar ook met de mensen die toevallig aan de goede kant stonden maar nooit hebben kunnen accepteren welke rol zij hebben gespeeld. De zelfmoorden van twee hoofdpersonen maken dat duidelijk.
Ik was erg blij dat Thien nergens in de valkuil trapt waar bijvoorbeeld Lulu Wang zich ooit schuldig aan maakte: aan de ene kant de wreedheid van het communisme beschrijven en aan de andere kant bepaalde mensen totaal verheerlijken. Daar is bij Thien totaal geen sprake van; haar mensen zijn mensen, zij oordeelt niet, zij hemelt niet op. Mijn voorkeur voor de Booker, ik ben benieuwd of de jury mijn mening deelt.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten