woensdag 30 december 2020

Terugkijkend op 2020, deel 3: mijn absolute toppers

Terugkijkend op 2020 waren er drie romans die er wat mij betreft absoluut uitsprongen: Summer van Ali Smith, The Mirror & the Light van Hilary Mantel en Hamnet van Maggie O’Farrell. En alle drie blonken ze om totaal verschillende redenen uit. 

Ali Smith won in het najaar heel terecht de Europese Literatuur Prijs voor Spring, ik mocht de opvolger Summer toen nog lezen. Na een reeks teleurstellende romans genomineerd voor de prestigieuze Booker bleek Summer een schot in de roos. Goed doordacht, prachtig geschreven, verrassend en met de juiste hoeveelheid maatschappijkritiek voldoende subtiel verpakt. In mijn blog schreef ik het al: misschien ben ik bevooroordeeld. Ik ben en blijf een fan. Ik realiseer me dat Summer en de Seasonal Quartet niet voor iedereen zijn, mij heeft Ali Smith er in ieder geval mee overtuigd. 




Hilary Mantel leverde dit jaar het derde deel uit haar Cromwell-trilogie. Ik kon me nog herinneren dat ik bepaald niet onder de indruk was van Wolf Hall: teveel feitjes, teveel geschiedenis, te droog. Bring Up the Bodies waarin het persoonlijke aspect een veel grotere rol speelde, werkte wel voor mij. The Mirror & the Light bleek een goede mix tussen beide voorgangers. Ik genoot van de intriges en de onovertroffen wijze waarop Mantel Cromwell tot leven bracht. Geen aardige man maar wel eentje om respect voor te hebben. Ik genoot daarnaast ook van de uitvoerige beschrijvingen van materiaal: de stoffen waarvan kleren gemaakt werden, de juwelen, de inrichting van de kastelen maar ook het prachtige Britse landschap. Ik wist hoe The Mirror & the Light ging aflopen, ik vermoed dat ik niet de enige was die met dank aan Hilary Mantel hoopte op een andere afloop. Ik had Cromwell in mijn hart gesloten. 



Waar ik The Mirror & the Light afsloot met een diep gevoel van respect voor Mantel’s magistrale prestatie, sloot ik Maggie O’Farrell’s Hamnet in mijn hart. Ik weet niet wat het is, maar Maggie O’Farrell slaagt er keer op keer weer in om me te ontroeren. Niet met grootse gebaren of theatrale uitingen maar klein, verfijnd zonder dingen mooier te maken dan ze zijn. Hamnet overlijdt nu eenmaal, Shakespeare woonde vaker niet dan wel bij zijn familie. We zullen nooit weten wie zijn echtgenote echt was. Ik zou hopen dat ze leek op de uitgesproken, originele echtgenote die O’Farrell hem schonk.  Ik zou ook hopen dat de première van Hamlet het echtpaar na de dood van hun zoon naderbij bracht. We zullen het nooit weten. Hamnet won dit jaar the Women’s Prize, zeer terecht. 





dinsdag 29 december 2020

Terugkijkend op 2020, deel 2: de oude bekenden

Er zijn van die schrijvers waarvan je weet dat je hun boeken zo goed als altijd goed vindt. Ook dit jaar werd ik getrakteerd op een aantal schrijvers die hun naam waar maakten. Elizabeth Strout, Helen Dunmore, Marilynne Robinson, Graham Swift en Sebastian Barry bezorgden mij in 2020 veel leesplezier met oudere romans waar ik nog nooit aan toegekomen was of nieuwe waarop ik mij kon verheugen.

Elizabeth Strout is zo’n schrijfster waarvan ik weet dat ik haar goed vind. Haar schrijfstijl, haar ingetogen manier van vertellen, haar vaak wat afstandelijke personages spreken mij enorm aan. Jaren geleden introduceerde zij in een verhalenbundel Olive Kitteridge. In Olive Again keert zij terug. En hoe. Waar in de eerste verhalenbundel Olive zelf wat op de achtergrond bleef en vooral naar voren kwam als zo’n wat onaardige roddeltante die we allemaal wel kennen, bracht Strout in Olive Again de vrouw echt tot leven. Nog steeds niet altijd even aardig maar met al haar onzekerheden en twijfels zeker de moeite waard.

Helen Dunmore bracht in A Spell of Winter, de eerste winnaar van The Women’s Prize, een ongenadig beeld van de Eerste Wereldoorlog en de ellende die deze veroorzaakte, ook op het thuisfront. Niet met expliciete beelden maar subtiel. Door slechts te refereren aan de gruwelijkheden van deze oorlog slaagde zij erin haar personages in harde omstandigheden prachtig neer te zetten.

Om een of andere reden had ik Home van Marilynne Robinson nog niet gelezen. 25 Jaar Women’s Prize was een mooie reden om dit alsnog te doen. Het moge inmiddels duidelijk zijn: ik houd van subtiliteit, ingetogen woordkeuze, vertellen door zaken weg te laten. Ook Robinson is hier een meester in. In Home beschrijft zij de precaire relatie tussen een vader, dochter en zoon. Home raakt aan de emotie maar blijft vakkundig weg van overdaad, van een tranendal. Juist de eenvoud raakte bij mij de gevoelige snaar.

Graham Swift leverde in 2020 Here We Are af. Een roman die vooral overtuigde door, gaan we weer, wat Swift niet vertelde. De levens van drie mensen worden verteld, wisselingen in perspectief maken dat alles net wat anders is dan je eigenlijk dacht. De ongebruikelijke verteller maakte het geheel af. Ik kreeg sterk de indruk dat iemand mij tijdens het genot van een portje en een stukje Stilton levendig een verhaal vertelde. 

Sebastian Barry tenslotte ontroerde mij enkele jaren geleden met Days Without End. In A Thousand Moons keert hij terug naar de hoofdpersonen maar dit keer is pleegdochter Winona aan het woord. Zij neemt ons mee in de rumoerige wereld na de Amerikaanse Burgeroorlog waarin geweld nog normaal was, waarin niet-witten gesard, tegengewerkt en vaak bruut vermoord werden. Overleven is vaak een kwestie van geluk, van het beschikken over een kleine groep mensen die van jou houden en voor jou opkomen. Days Without End eindigde prachtig, diep ontroerend. Het einde van A Thousand Moons kon eraan tippen. 








maandag 28 december 2020

Terugkijkend op 2020, deel 1: de verrassingen

2020 was een vreemd jaar. Ik had nooit verwacht dat ik vanaf maart zo goed als volledig thuis zou werken. Dat videobellen, zelfs met mijn 89-jarige moeder, de normaalste zaak ter wereld zou worden, dat collega’s mensen bleken waarvan je hoopt dat je ze ooit weer ziet bij de koffieautomaat en dat je dan geniet van de prietpraat. 2020 was ook een jaar waarin ik veel gelezen heb. Nu doe ik dat natuurlijk toch al veel maar ja een lockdown maakt dat je niet even gezellig een terrasje kunt doen, niet in de trein kunt stappen om een andere stad te bezoeken, om naar een mooi museum te gaan. Lezen dus. 

Toen ik door mijn blog heen ging, kwam ik tot de conclusie dat ik dit jaar verrassend veel mooie boeken heb gelezen. Omdat dit al zo’n raar negatief jaar is, laat ik de tegenvallende zitten. We houden het maar op ‘niet mijn smaak’. Ik trakteer jullie deze week op een drieluik: de verrassingen, de oude bekenden en mijn absolute toppers. Vandaag de verrassingen.

Inland omdat Tea Obreht langzaam maar zeker een verhaal ontspint dat van begin tot einde boeit. Alles klopt, de ontknoping is huiveringwekkend, van enige romantiek over het leven in het vroegere Wilde Westen blijft niets heel. In Inland is het leven een gevecht tegen droogte, tegen mensen die het op jouw bezit en leven gemunt hebben, tegen alles.  En dat allemaal prachtig opgeschreven, met een prachtige ontroerende hoofdrol voor een kameel en zijn Arabische ruiter. 

Weather omdat Jenny Offill erin slaagde witregels veelbetekenend te laten zijn. Zij beperkte zich in haar roman tot korte alinea’s die treffend het leven van de hoofdpersonen neerzetten. Offill liet zien hoe je met weinig informatie kunt overtuigen. 

Rest and Be Thankful was een verrassing omdat ik boek puur impulsief had gekocht. Het stond in mijn favoriete boekenwinkel maar ik was het nog nergens tegengekomen. Emma Glass leverde een huiveringwekkende inkijk in het leven van een IC-zuster die langzaam maar zeker op het punt van instorten staat. 

C Pam Zhang had wat mij betreft de Booker moeten winnen dit jaar. Haar How Much of These Hills Is Gold was de enige roman die aan alle eisen van de jury voldeed, en hoe. Origineel taalgebruik, symboliek die effectief gebruikt werd om het harde leven in het Wilde Westen te beschrijven en het perspectief van twee Chinees-Amerikaanse meisjes die op hun eigen wijze probeerden te overleven in een keiharde maatschappij. Een absoluut aangename verrassing. 

Ik heb genoten van deze vier boeken. Ik hoop dat de schrijfsters in de toekomst nog meer van dit soort goede romans leveren. 







zondag 27 december 2020

Kerst en lezen

Ik had vorige week vrij. In die week heb ik veel gelezen, twee dikke pillen – samen een kleine 2.500 pagina’s. De boeken die ik heb gelezen, The Pillars of the Earth van Ken Follet en Troubled Blood van Robert Galbraith, zouden normaliter niet vermeld zijn in dit blog. Niet literair genoeg namelijk. Dat deed me denken aan de Radio 1-presentator die in de NPO Radio 1 Boekenpodcast de vraag stelde waarom er vaak met zoveel dedain op slechts lectuur neergekeken wordt. Waarom het normaal is dat we naast kwalitatief verantwoorde films ook met veel plezier naar avonturenfilms kijken maar dat het blijkbaar niet aangaat om literatuur en lectuur te combineren? En dat ben ik eigenlijk wel met Chris Keine eens. Sterker nog: ik neem gedurende een jaar aardig wat lectuur tot me. 

Een overzicht van wat op mijn e-reader te vinden is: The Other Bennet Sister, inmiddels toch al een deeltje of vijf uit de Regency romances van Lauren Willig (een zeer amusante veredelde boeketreeks die zich afspeelt tijdens de Franse Revolutie), meerdere romans van Clara Geraghty, Beth O’Leary en natuurlijk Katie Fforde wiens romans ik al bijna een kwart eeuw verslind. The No 1. Ladies Detective Agency van Alexander McCall Smith heeft inmiddels gezelschap gekregen van de Isabel Dalhousie series. Inspector Lynley is ook een al kwart eeuw met me, Inspector Gamache (Louise Penny) en Cormoran Strike (Robert Galbraith) wisselen hem af. De lekker cynische romans van Chris Brookmyre zijn ook goed vertegenwoordigd en ‘last but not least’ de ‘Grave’-serie van Darynda Jones. Ik was toch echt diepbedroefd toen heldin Charley Davidson in het dertiende deel zelf ten grave gedragen werd. En ja, beste lezer, ook ik heb alle delen van Lucinda Riley’s zussenserie gelezen.

In de boekenclub waar ik met veel plezier naar toe ga, is dat laatste een doodzonde. Er wordt zwaar neergekeken op de romans die zoveel vrouwen zoveel plezier bezorgen. Hebben ze gelijk qua niveau? Natuurlijk. Zes delen zusters maken duidelijk dat Riley een bekwame maar niet echt getalenteerde auteur is, al haar romans volgen dezelfde structuur en de zussen in kwestie voldoen aan heel wat clichés. Waarom ik ze dan toch lees? Omdat ik na een zware werkweek af en toe wat verpozing nodig heb. Omdat het gewoon heerlijk is om met een rotvaart door een boek heen te scheuren en me alleen maar af te vragen ‘gaan ze elkaar inderdaad krijgen?’. 

Ik lees met veel plezier literaire romans en ben altijd blij indien ze, in mijn ogen, een meesterwerk zijn. Daarnaast is er meer dan genoeg ruimte om romans te lezen die me vooral doen ontspannen, die geen zwaar denkwerk van me vereisen. Een beetje de categorie Masterchef Australia, ‘Say Yes to the Dress’ en  Grey’s Anatomy op tv. En laten we wel wezen, niet al die ontspannende romans zijn slecht geschreven. J.K. Rowling aka Robert Galbraith heeft toch inmiddels bewezen dat ze een vakkundig auteur is, Ken Follet slaagt er al zo’n 1100 pagina’s in mijn aandacht vast te houden met de rampen, hoogtepunten in de geschiedenis van een Engels dorp rond 1100. Dat was hem niet gelukt indien zijn proza belabberd was geweest en zijn opzet ondoordacht. 

Ik lees zo meteen The Pillars of the Earth uit. Ik moet zeggen dat ik dan mijn portie lectuur voor deze week wel weer gehad heb. Ook daarvoor geldt: afwisseling werkt. Ik wissel al sinds me ik kan herinneren zwaar en licht af, ik zal dat hopelijk nog heel lang blijven doen.  Gelukkig wachten er nog drie lijvige vervolgromans in de Knightbridge-serie en lijkt het er ook sterk op dat Robert Galbraith nog niet klaar is met Cormoran Strike en partner Robin Ellacott. Een mooi vooruitzicht. 

NPO Radio 1 Podcast







zondag 20 december 2020

Hari Kunzru || Red Pill

Red Pill kwam warm aanbevolen door mijn favoriete boekhandel. Ik snap wel waarom. Red Pill is een goed geschreven, intelligente roman die via een aantal slim geconstrueerde stappen tot een apotheose komt. Of het de ideale roman is om te lezen na een jaar vol corona, kwaliteitsverbetering en dreigende fusies betwijfel ik. 

In Red Pill accepteert Neo, een freelance schrijver van Indiaas-Amerikaanse afkomst, een beurs om enkele maanden in een wetenschappelijk centrum aan de Wannsee (Berlijn) te kunnen werken aan zijn tweede boek. Hij accepteert in de hoop op afzondering en stilte maar komt tot zijn grote ellende in een kantoortuin met dwingende sociale spelregels terecht. Die hij allemaal breekt. Neo, die voor zijn vertrek uit New York al niet helemaal lekker in zijn vel zat, belandt in Berlijn razendsnel in een staat van psychische wanorde.

Ik zal niet beschrijven wat er allemaal met Neo gebeurt, ik beperk me tot een ontmoeting die voor de toch al labiele Neo cruciaal blijkt. Aan de Wannsee is Neo in de ban geraakt van een gewelddadige tv-serie, Blue Lives. Wanneer hij de auteur ontmoet, blijkt deze een even gewelddadige blik op het leven te hebben. Alleen de sterksten overleven en dat zullen zeker niet de mensen van Indiaas-Amerikaanse afkomst zijn. De auteur, Anton, kruipt in Neo’s hoofd en gaat daar niet meer weg.

Wat volgt is een duizelingwekkende tocht door de geest van iemand die totaal in de war is. Neo dicht Anton een hoofdrol toe in zijn leven en achtervolgt hem, digitaal en fysiek. Deze zoektocht leidt op internet tot een steeds dichter netwerk van ultrarechts, ‘alt-right’ , en neonazi’s. Neo is volledig geobsedeerd door de gewelddadigheid en vindt dat hij als echtgenoot en vader echtgenote Rei en dochter Neo tegen dit gedachtengoed en de fysieke uitwassen ervan moeten beschermen. Dat hem dat niet lukt fnuikt hem. Ondertussen is hij in de echte wereld alle contact met Rei volledig kwijt.

De roman eindigt met een Neo die weer veilig thuis is, volledig onder de medicijnen zit en weer enigszins zijn plek in de normale maatschappij vindt. En dan legt Kunzru de link naar de realiteit: Rei blijkt een fervent aanhangster van Hillary Clinton. De roman eindigt op de dag dat haar wereld instort en Neo bevestigd wordt in het beeld dat er een vijand is tegen wie hij haar moet beschermen. Zijn leven gaat ogenschijnlijk normaal verder, onder de oppervlakte is de waanzin, in Neo en in de maatschappij waarin hij leeft, nog sterk aanwezig. 

Ik vond de stappen die Kunzru zet in zijn roman knap. Hij start in een volledig wetenschappelijke wereld, maakt een sterk en symbolisch uitstapje naar de wijze waarop de DDR burgers tot spionnen van elkaar maakte en schakelt dan soepeltjes naar de wereld van ‘alt-right’ en  een president die niet schroomt om deze beweging in te zetten voor zijn eigen gewin. 

Red Pill is niet meteen een makkelijke roman om te lezen. In het eerste deel vliegen de wetenschappelijke termen en theorieën je om de oren. Vanaf het moment dat Anton zijn intrede doet, vroeg ik me regelmatig af wat er gebeurde wel aannemelijk was. Pas toen Neo, het spoor volledig bijster, zijn zoektocht naar Anton en alles waar hij voor stond, begon greep de roman me. 

De parallel die Kunzru dan gelegd blijkt te hebben, wordt pas laat duidelijk. De wetenschappelijke wereld waarin Neo en Rei vertoeven blijkt volledig wereldvreemd, naïef en niet voorbereid op wat gaat komen. Kunzru drukt ons met de neus op het feit dat in de echte wereld mensen als Trump president kunnen worden. Omdat hij er tot het laatst mee wacht, hakt die boodschap erin. 

Ik denk dat Red Pill het type roman is dat lang in je hoofd blijft hangen. Ik weet niet of ik tijdens het lezen altijd even veel genoten heb. Ik vermoed dat het slimmer was geweest de roman op te pakken na een welverdiende kerstvakantie en niet net voordat die ging beginnen. Red Pill moet je niet lezen wanneer je toch al moe bent. Het is geen roman voor een groot publiek maar voor een select gezelschap dat zich door de geleerdheid heen worstelt en naarmate het einde nabij komt steeds meer waar voor zijn/haar geld krijgt. 





zondag 13 december 2020

Brit Bennett || The Vanishing Half

The Vanishing Half is één van die boeken die al geruime tijd op lijstjes staat met boeken die je gelezen moet hebben. Het duurde ongeveer een half jaar voordat ik het boek eindelijk bij de bibliotheek kon halen. Duidelijk populair dus. En ik snap wel waarom. Bennett is zo’n typisch Amerikaanse schrijver die een vloeiende schrijfstijl combineert met een duidelijk thema. En dan ook nog een thema dat in dit bewogen jaar 2020 nadrukkelijk de aandacht vroeg: de mate waarin de kleur van je huid bepaalt hoe jij je leven kunt leiden.

In The Vanishing Half draait het om kleur. Tweelingzussen Desiree en Stella komen uit een dorp met inwoners die voor de wet ‘Black’ zijn, maar aan wie dit uiterlijk niet te zien is. In de grote massa zouden ze waarschijnlijk voor wit aangezien worden. Om zo min mogelijk over de inhoud te hoeven te zeggen beperk ik me nu tot de opmerking dat Desiree, niet echt bewust, kiest voor een leven met man met een huidskleur die tegen aan het zwart aan grenst. Hun dochter Jude krijgt de kleur van haar vader mee.

Stella daarentegen kiest voor ‘wit’. Een keuze die betekent dat ze de rest van haar leven haar ware afkomst moet verzwijgen en steeds op de hoede moet zijn dat niets haar verraadt. Een leven bovendien waarin haar dierbaren geen plek meer hebben. Het concentreert zich op haar echtgenoot en haar dochter Kennedy, beiden lichtblond met helblauwe ogen. 

Jude is afkomstig uit een gehucht waaraan ze met dank aan een beurs kan ontsnappen. Ze is haar hele schooljeugd gepest, is altijd een buitenstaander geweest. Ook in LA eindigt ze in een groep vrienden die bepaald niet ‘main stream’ zijn: ‘drag queens’ en transsexuelen. Vriendje Reese verbergt zijn vrouw-zijn, wacht op de operatie die hem van zijn borsten zal bevrijden. Jude mag hem nooit zonder de bandages zien die zijn vrouwelijkheid bijna met geweld verbergen. 

Kennedy is een bevoorrecht wit en rijk meisje dat niet kiest voor de voor haar uitgestippelde carrière maar kiest voor het theater. Eén klein probleempje: ze is een matige actrice die het vooral moet hebben van haar uiterlijk. Na een mislukte carrière en nog meer mislukte relaties vindt ze eindelijk de baan die bij haar past: makelaar in LA. 

The Vanishing Half draait om de vraag of je mag zijn wie je wilt zijn. De vrouwen in het boek, Stella, Desiree, Jude en Kennedy, zullen die vraag allemaal anders beantwoorden. Voor Stella draait het leven om eindelijk als witte vrouw alles te kunnen doen wat voor haar als zwarte vrouw niet mogelijk was. De vraag is natuurlijk of dat leven de offers waard is geweest. Desiree kiest voor een leven dicht bij haar oorsprong. Haar keuze leidt niet tot een spannend leven voorzien van alle gemakken. Ze kiest voor de makkelijke uitweg. 

Bennett laat haar romans in verschillende tijdsperioden spelen en wisselt meerdere malen van perspectief. Dat van Desiree, Jude en in mindere mate Stella en Kennedy. Door die wisselingen kan Bennett vaart in de roman brengen, iets wat past bij haar soepele, bijna stuwende schrijfstijl. The Vanishing Half is het type roman dat je, mits je de tijd daarvoor hebt, in één ruk kunt uitlezen. Dat heeft echter ook een nadeel, of meer.

Bennett schrijft vlot en vloeiend, er is echter geen enkele zin in de roman die opvalt door schoonheid. Alles wat op papier staat is bijna functioneel. Vlot staat niet voor mooi; Bennett’s woorden rollen uit  haar pen, ze tovert er niet mee. Bennett benadrukt een onrecht. Dat onrecht staat centraal, haar hoofdpersonen zijn er ondergeschikt aan. De vier dames zijn stereotypen die niet tot nauwelijks ontwikkelen in de roman. Ze worden ouder, leren natuurlijk wel het één of het ander maar diepere lagen zijn in hun persoonlijkheden niet te ontdekken. 

The Vanishing Half duwt je met je neus op het feit dat in de VS het leven voor niet-witten zwaarder is dan voor mensen met een witte huidskleur. De voorbeelden die Bennett geeft, maken dit zeer duidelijk. Racisme en discriminatie spelen een grote rol in vele levens. The Vanishing Half is helaas ook maatschappijkritiek verpakt in een makkelijk te consumeren vorm. Indien je de roman met eten zou vergelijken dan zou er sprake zijn van één dominante smaak, het palet dat vraagt een subtiel samenspel van smaken wordt niet bediend. 

Wat Bennett vertelt is uitermate belangrijk, ik snap dan ook helemaal dat mensen de roman om die reden aanprijzen. Dat geldt voor mij ook.  Ik persoonlijk vind het jammer dat het bij die ene dominante smaak blijft. The Vanishing Half legt een onrecht bloot en doet dat uitermate efficiënt, het literaire aspect staat ten dienste van de boodschap. Het resultaat is een vlot lezende roman die je keihard met de neus op de feiten duwt maar die je op geen enkel moment in verrukking brengt. 





zondag 6 december 2020

Sebastian Barry || A Thousand Moons

https://booksandliliane.blogspot.com/2017/08/sebastian-barry-days-without-end.html

In Days Without End stelde Sebastian Barry twee soldaten uit de Amerikaanse burgeroorlog aan ons voor: Thomas McNulty en John Cole. Twee arme mannen zonder enige opleiding wiens enige kans het leger was. En die als vanzelfsprekend voor elkaar vielen. Het einde van de roman wanneer ze elkaar na een lange periode van afwezigheid weer ontmoeten, was één van de fraaiste staaltjes schrijfkunst die ik ooit had gelezen. In A Thousand Moons ontmoeten we beide mannen weer. Dit keer vertelt hun Sioux-stiefdochter Winona haar verhaal.

Winona, geboren Ojinjintka, is een Lakota-Sioux. Haar stam is uitgeroeid, haar moeder en zus vermoord. Thomas en John ontfermen zich over de wees en nemen haar mee wanneer zij werk vinden op de boerderij van oude legermaat Lige Magan. Daar voeden ze het jonge meisje op. Samen met Lige en voormalige tot slaaf gemaakten Rosalee en haar broer Tennyson. Op de boerderij werkt iedereen hard, er heerst echter ook een groot gevoel van saamhorigheid en verbondenheid. Dan wordt de rust verstoord. 

Jas Jonski, een jongeman uit het naburige dorp, maakt Winona het hof. Ze verloven zich zelfs. Iets waar in een klein dorp in het naoorlogse Tennessee niet bepaald positief op gereageerd wordt. Winona is en blijft een Indiaanse, een inferieure soort. Alles lijkt desondanks goed te gaan. Totdat WInona zwaar gewond en verkracht thuis gebracht wordt. Alles wijst erop dat Jas de schuldige is, Winona kan zich echter niet herinneren wat er gebeurd is. En zelfs al het had ze het geweten, een witte man zou nooit beschuldigd zijn van de verkrachting van een Lakota. Onbestaanbaar.

Wanneer ook Tennyson zwaar mishandeld thuis gebracht wordt, blijkt dat de burgeroorlog weliswaar gewonnen is door de tegenstanders van slavernij maar dat de voorstanders nog prominent en gewelddadig aanwezig zijn in het zuiden van Amerika. Racisme, discriminatie en de Klu Klux Klan dienen zich aan. De bewoners van de boerderij zullen zich nooit meer geheel veilig voelen. 

Ik zal niet verklappen welke gebeurtenissen ertoe leiden dat Winona een tweede Indiaanse introduceert bij haar vrienden: Peg, een Chippewa. Wanneer de twee elkaar ontmoeten, blijkt er ogenblikkelijk een diep gevoel van verbondenheid, de eerste beginselen van liefde. Waar Barry eerst de liefde tussen McNulty en Cole als iets volledig natuurlijks en vanzelfsprekends presenteerde, doet hij dat nu weer met Winona en Peg. De liefde is er. Punt. 

In A Thousand Moons zijn het niet zo zeer de gebeurtenissen die een grote rol spelen, het is vooral de vriendschap en de liefde die door Barry wonderschoon beschreven worden. De vaderlijke liefde van McNulty en Cole naar Winona toe, haar liefde voor hen maar ook voor Rosalee en Tennyson. Hun verbondenheid, hun trouw aan elkaar is de rode draad van de roman. Ja, er gebeuren dingen, sommige zelfs akelig spannend, maar bij het dichtslaan van de roman blijft de liefde van de hoofdpersonen voor elkaar hangen.

Barry is één van die schrijvers die over diepe gevoelens kan schrijven zonder ooit sentimenteel te worden. Hij weet precies die woorden te kiezen die ware emotie uitdrukken, hij verliest zich nooit in overdrijvingen of geëxalteerde beschrijvingen. Hij is eerder onderkoeld en weet keer op keer precies de juiste toon te treffen. Tegen het einde kreeg Barry mij op het puntje van mijn stoel, omdat ik doodsbenauwd was dat Winona nogmaals het slachtoffer zou worden van haar eigen verkrachting.  De zinnen waarmee de roman eindigt behoren wederom tot de top van de schrijfkunst. Lees de roman vooral zelf zodat je net als ik kunt genieten van het enorme talent van Barry. 



zondag 29 november 2020

Ali Smith || Summer

Summer is het vierde en laatste deel van wat inmiddels de Seasonal Quartet is gaan heten. Wat in ieder geval opvalt, is de enorme alertheid waarmee Smith een nieuw thema aan haar kwartet heeft toegevoegd: zonder het ooit zo te benoemen heeft Covid-19 zijn intrede gedaan in het leven van de Britten. Wat daarnaast opvalt: het gemak waarmee Smith verhaallijnen verweeft en tot één soepel geheel maakt. Misschien ben ik lichtelijk bevooroordeeld, ik ben nu eenmaal een groot fan van Ali Smit, maar toch. Nadat ik de afgelopen maanden teveel stroeve romans gelezen heb die tot weinig leesplezier leidden, was Summer de eerste waarvan ik weer dacht ‘ja, zo moet!’.

Er gebeurt  niet veel in Summer. We maken kennis met een gezin: moeder Grace, dochter Sacha en zoon Robert. Vader en zijn nieuwe vriendin zijn vaak onderwerp van gesprek maar we ontmoeten hen nooit. Grace is een gesjeesde actrice, Sacha een milieuactiviste, Robert een gepeste nerd die op foute sites zit en foute grapjes uithaalt. Eén van die grapjes leidt tot de ontmoeting met Arthur en Charlotte, webactivisten. Zij zijn op weg naar de heer Glück, een oude man (104) om een voorwerp, een ronde steen, ooit meegenomen door Arthurs moeder, bij hem terug te bezorgen. De buurvrouw die voor Glück zorgt, hebben we in één van de eerdere delen al leren kennen. 

Glück leeft op geleende tijd en vertoeft vaker in het verleden dan in het heden. Met name de tijd die hij als Duitse Brit aan het begin van Wereldoorlog Twee doorbracht in interneringskampen keert steeds vaker terug. En daarmee ook de herinneringen aan zijn zusje Hannah. Die groeide in tegenstelling tot hem wel op in Duitsland en kwam als verzetsstrijdster aan haar einde. Een parallel met Sascha, Arthur en Charlotte is gelegd. Waar Hannah streed tegen een fysieke vijand, strijden de drie hedendaagse activisten tegen opwarming en vreemdelingenhaat. Voor hun eigen leven hoeven ze pas te vrezen op het moment dat Covid, de onzichtbare vijand toeslaat.

Summer is een roman vol associaties. Die associaties maken dat er verbanden gelegd worden tussen heden en verleden, dat schijnbare onbelangrijke feiten opeens een gedragen lading krijgen. De associaties maken ook dat Smith vlekkeloos tussen personages in heden en verleden kan springen, dat er een helder verband wordt gelegd tussen heden en verleden. De vluchtelingen die nu bij aankomst in Groot Brittannië ogenblikkelijk in kampen worden opgesloten, blijken dan niet de eersten die ongastvrij worden onthaald door de Britten. Glück, opgegroeid in het koninkrijk, kan ervan meepraten.

Summer is ook een roman die door de hoofdpersonen en de vele associaties maatschappelijke problematiek aan de kaak stelt. Nooit op een opdringerige manier, Smith is niet de persoon om haar lezers op weinig subtiele wijze met onrecht confronteren. Het is eerder een zoektocht. Het begeleiden naar het kwartje dat als vanzelf bij de lezer valt. Toegegeven, Smith stuurt er natuurlijk wel op dat het kwartje valt. Zij kiest haar personages zo dat het logisch is dat associaties gaan ontstaan. 

Structuur, taal en verhaal vormen een naadloos geheel in Summer. Smith is de taalkunstenaar die speelt met woorden en zinsconstructies, die gecompliceerde en eenvoudige zinnen soepeltjes afwisselt. Zij is ook degene die in de opbouw van haar roman de structuur een dragende rol geeft. De wijze waarop de roman is ingedeeld, de losse elementen die speels zijn toegevoegd, ze dragen bij aan het geheel. Er is geen sprake van een verhaal in de zin van een duidelijk begin of einde: het verhaal is wat zich afspeelt in de wereld, in haar eigen land. Het eindigt niet met Summer.  

De hoofdpersonen in Summer zijn stereotypen. We maken hen slechts enkele dagen mee, er kan geen sprake zijn van diepgaande karakterontwikkeling. Smith belicht natuurlijk wel bewust die karaktereigenschappen die bijdragen aan het verhaal. Op die manier slaagt ze erin individuen neer te zetten die de lezer snel herkent en die hun eigen specifieke bijdrage leveren aan het verhaal. Zo dwaalt ook Grace al wandelend op een gegeven ogenblik af naar het verleden, de tijd dat zij als jong actrice toerde door Engeland. Die mijmeringen leiden als vanzelf naar een prachtige filosofische beschouwing over de waarde van ‘zomer’*: But that’s summer for you. Summer’s like walking down a road just like this one, heading towards both light and dark. Because summer isn’t just a merry tale. Because there’s no merry tale without the darkness.’ 

*Leuk detail: in het Engels betekent het woord ‘summer’ ook steunbalk. Die extra lading verdwijnt in het Nederlands helaas geheel. 

Summer is inderdaad een roman die licht en duisternis samenweeft. Een roman die laat zien dat in onze maatschappij het één niet kan zonder het ander. Waar xenofobie samengaat met naastenliefde, angst met hoop, individualisme en saamhorigheid allebei een plek hebben. Een samenleving waarin Brexit en Covid het beste en het slechtste in mensen naar boven halen. Toegegeven, Smith preekt voor eigen parochie. Ik betwijfel of een Covid-ontkenner of rechtsextremistische stemmer haar romans kan waarderen. Ik ben één van Smith’s parochianen en ik heb genoten van Summer. Oh ja, had ik al gezegd dat ik een groot, lichtelijk bevooroordeeld Smith-fan ben? 





zondag 22 november 2020

Tsitsi Dangarembga || This Mournable Body

 


Shortlist 2020


This Mournable Body is de opvolger van Nervous Conditions, een roman die ik nooit heb gelezen. Deze roman speelt in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, in de roerige jaren waarin Rhodesië Zimbabwe werd. De jonge Tambu is het belangrijkste personage: een beminnelijke en tegelijkertijd uitdagende stem die staat voor de nieuwe realiteit. In deze roman ontmoeten we Tambu vele jaren later: een gedesillusioneerde vrouw wier slachtoffergedrag bepaald niet meer beminnelijk is. Tijdens het lezen van This Mournable Body kreeg ik steeds meer het idee dat ik de voorganger eerst had moet lezen.

Zimbabwe is inmiddels een kleine dertig jaar verder. Kolonialisme heeft plaatsgemaakt voor corruptie. Wreedheid en idealisme gaan hand in hand. Aan het begin van de roman laat Dangarembga Tambu getuige zijn van een bijna lynchpartij van één van  haar huisgenoten. Deze vrouw bestaat het om in een te korte rok in een bus te willen stappen en moet dit bekopen met verbaal en fysiek geweld, ook van Tambu. De scene staat symbool voor de hardheid in de Zimbabwaanse maatschappij, het gebrek aan naastenliefde. Zimbabwe heeft geleden en betaalt nu een harde prijs.

Tambu is er ondanks een goede opleiding niet in geslaagd haar plek op de arbeidsmarkt te vinden. Haar witte collega’s trekken ondanks alles toch nog steeds aan het langste eind. Trots maakt dat zij ontslag neemt, een frustrerende zoektocht naar werk start. Een zoektocht die maakt dat Tambu steeds verongelijkter gedrag vertoont. Gedrag dat uiteindelijk zelfs uitloopt in een psychose. Dat denk ik tenminste. Ik krijg tijdens het lezen steeds meer het vermoeden dat ik de voorganger had moeten lezen. Dat ik informatie mis die cruciaal is om This Mournable Body en het gedrag van Tambu te kunnen vatten. En dat is irritant.

Er wordt in de roman steeds verwezen naar vrouwen die gevochten hebben in de strijd om onafhankelijkheid. Tambu was te jong, zij zat op kostschool. Het lijkt er ook op dat er rond die tijd in Tambu’s leven iets gebeurd is dat de kiem gezaaid heeft voor de Tambu die wij leren kennen. Wat dat is, wordt nooit onthult. De verwijzingen die Dangarembga maakt worden nooit concreet. Normaal zou ik dat niet zo’n punt vinden. In dit geval ervaar ik sterk dat de missende informatie cruciaal is om This Mournable Body geheel te kunnen vatten. En dat is jammer. Af en toe iets meer informatie over wat er eerder speelde, zou geholpen hebben. 

Veel vrouwen om Tambu heen, hebben wel gevochten. Door hen krijgen we een beeld van een keiharde wrede oorlog. Sommige van hen lijden nog steeds onder de gevolgen, anderen hebben leren leven met het verleden en hebben de draad weer opgepakt. Zij zijn degenen die succesvolle bedrijfjes opzetten en slagen in het leven. Zij zijn ook degenen die Tambu helpen. Hun idealisme of realisme maakt dat Tambu keer op keer een kans krijgt. Ook al vertoont zij in hun ogen kwalijk gedrag of neemt ze verkeerde besluiten. 

Tegen het einde van de roman geeft Tambu gehoor aan de opdracht van haar leidinggevende, een opdracht waarmee ze haar moeder en de vrouwen uit haar geboortedorp zwaar schoffeert. Pas dan blijkt tot Tambu het besef door te dringen dat ze vervreemdt is van haar eigen wezen, haar kern. 

Dangarembga schrijft prachtig. Ze weet bovendien uitermate goed de sfeer in een explosief land op te roepen. Een land dat steunt en kreunt onder corruptie en onvermogen om de juiste koers te kiezen. Een land bovendien waar strijd littekens heeft achtergelaten, waar saamhorigheid af en toe ver te zoeken is. In combinatie met Tambu die bepaald geen beminnelijke hoofdpersoon is, eerder het tegendeel, maakt dit dat This Mournable Body voortdurend wrikt en wringt. De roman is bepaald geen ontspannende lectuur, Dangarembga duwt je met de neus op het lijden van haar geliefde land en dat doet pijn. 

Ik ervaar de pijn van een land dat worstelt, ik ervaar de pijn van de mensen die er wonen, Dangarembga maakt dat zeer tastbaar. Voor mijn gevoel mis ik echter cruciale informatie om echt te snappen waarom Tambu geworden is wie ze geworden is. En dat irriteert, te veel. Ik zou zeggen, eerst maar eens op zoek naar Nervous Conditions en dan beide romans achter elkaar lezen. This Mournable Body lijkt te afhankelijk van de voorganger om volledig zelfstandig te kunnen lezen.





donderdag 19 november 2020

The Booker Prize 2020: de winnaar?

 


Ik vrees dat de jury van de Booker Prize dit jaar het slachtoffer geworden is van sociaal wenselijk gedrag. Niet zo heel vreemd in een tijd waarin sociale misstanden terecht aan de kaak gesteld worden, waarin het niet meer geaccepteerd wordt dat mensen op basis van geslacht, geaardheid, huidskleur, opvoeding gediscrimineerd worden. Het resultaat: een longlist en later een shortlist die de jury nooit op het verwijt zal komen te staan dat ze geen rekening hebben gehouden met maatschappelijke gevoeligheden. Alleen zo jammer dat het literaire element, toch wel zo handig voor een prestigieuze literaire prijs, lichtelijk onderbelicht is gebleven. 

Er was ook nog sprake van een ander interessant fenomeen: opeens bleken auteurs ouder dan veertig jaar verdacht. De jury legde de grote hoeveelheid debuutromans uit door te stellen dat deze schrijvers nog jong waren, nog vernieuwend, nog vers en fruitig. En dat zij daarom betere romans zouden leveren dan de gevestigde orde. Welk een druk wordt zo gelegd op de schouders van die arme nieuwelingen: zij moeten in de voetsporen van literaire reuzen treden die al sinds vele jaren topkwaliteit leveren. Ga er maar aan staan. 

De longlist en shortlist zijn absoluut divers: mannen en vrouwen afkomstig van meerdere continenten met een scala aan onderwerpen die wederom bijdragen aan de diversiteit. Zelfs aan vertegenwoordigers uit het establishment geboren vóór 1980 is gedacht. Met een enkele uitzondering slaagt echter geen van de auteurs erin om in hun romans inhoud, structuur en taal tot een uitzonderlijk literair geheel samen te brengen. 

Ik moet bekennen dat ik van geen enkele roman op de shortlist echt blij geworden ben. Je weet wel, dat je een boek dicht slaat en dan helemaal blij denkt ‘wat een fantastisch boek! Wat fijn dat ik er zoveel uren lezend mee heb mogen doorbrengen’. Iets gaat er niet goed wanneer je bij een shortlist-boek vooral denkt ‘mwah, aardig maar ik heb in dit genre beter gelezen’.  

Geen winnaars dus in de groep van de shortlist. Wel twee mensen die wat mij betreft op de shortlist hadden moeten staan: Hilary Mantel en C Pam Zhang.  Van de eerste zou ik nog kunnen zeggen dat wellicht deel drie toch net wat minder is dan deel twee. De laatste had ik de Booker gegund. Ze is jong, van Chinees-Amerikaanse afkomst, verwerkt voldoende discriminatie op basis van ras, vrouw-zijn en geaardheid in haar roman en vooral: wat schrijft ze goed en intrigerend! In How Much of These Hills is Gold komen inderdaad inhoud, structuur en taal samen tot één geheel.




En tja, een jury die vooral de maatschappelijke discussie probeert te gerieven en daardoor literaire kwaliteit niet herkent moet zich misschien afvragen of zij wel de jury had mogen zijn van de Booker Prize. Er zijn dit jaar heel wat boeken verschenen die een terechte plek op de lijst hadden kunnen krijgen. Boeken waaraan de jury zich maatschappelijk geen buil had kunnen vallen maar die de lezers wel heel wat meer leesgenot hadden verschaft. Ik zal vanavond niet op het puntje van mijn stoel zitten om te horen wie de winnaar is. 


zondag 15 november 2020

Douglas Stuart || Shuggie Bain

 


Shortlist 2020

Shuggie Bain is één van de vele debuutromans genomineerd voor de Booker. En ik moet zeggen, indien de Booker een prijs was voor de beste debuutroman dan stak deze er met kop en schouder bovenuit. Is het echter genoeg om de Booker te kunnen winnen?

In Shuggie Bain neemt Stuart ons mee in de bepaald dramatische jeugd van Shuggie Bain: vader heeft zijn gezin in de steek gelaten en in een achterbuurt gedumpt, moeder is alcoholiste en verdrinkt al hun geld, zuslief is de misère ontvlucht in een huwelijk, oudere broer doet zijn dappere best maar kiest op een gegeven ogenblik toch ook maar voor zichzelf. Shuggie zelf is helaas voor hem in het verkeerde gezin geboren. Een kind dat al vanaf zijn vroege jeugd LHBT uitstraalt, had je een wat minder masculiene vader gegund en een wijk / school waar wat toleranter met zijn geaardheid omgegaan zou zijn. De pastoor die nu net te goed raad weet met Shuggie’s geaardheid maakt de boel er niet beter op.

De roman start na de dood van Shuggie’s moeder, ze is eindelijk aan de alcohol bezweken. Aan Shuggie om nu zijn leven op te pakken. Met weinig opleiding en nauwelijks geld geen makkelijke opgave. Ik zat klaar om na de eerste bladzijdes te vernemen hoe de wat vreemde knul zou varen maar nee, Stuart’s roman ging duidelijk niet om het leven van Shuggie na de dood van zijn moeder maar het leven ervoor. 

Dus duikt Stuart het verleden in en leren we hoe foute huwelijken, zelfbeklag, losse omgang met alcohol, mishandeling en vernedering het leven van mensen bepalen. Bain situeert de roman in tegen achterbuurt grenzende wijken in Manchester waar het leven een gevecht is tegen armoede, waar omvangsvormen ruw zijn, kinderen door hun postcode veroordeeld zijn tot een leven waarin ze nooit hun echte kwaliteiten zullen ontdekken. Dat geldt zeker voor Shuggie’s broer, een getalenteerd tekenaar. De kunstacademie is en blijft een niet te realiseren droom.

Shuggie is een wat raar jongetje. Zijn geaardheid maar ook zijn wat vreemde manier van doen, zijn bepaald niet in zijn voordeel in een buurt waar kinderen de hele dag op straat losgelaten worden en waar het recht van de sterkste geldt. Niet vreemd dat hij gepest wordt,  dat hij een willoos slachtoffer is voor pedofielen. Zijn moeder helpt ook niet. Zij houdt de schijn op: ze gaat haar werkloosheidsuitkering in haar mooiste outfit ophalen, verstopt de blikjes pils die ze meteen gaat halen in een mooie tas en houdt haar rug recht. Ondertussen eindigt ze elke dag laveloos en totaal van de wereld. 

Shuggie Bain is een opeenstapeling van drama gecombineerd met rauwe beschrijvingen van arme arbeiderswijken waar de WW eerder normaal dan uitzondering is. Stuart slaagt er helaas nooit in de personages meer diepte te geven. Ze worden bepaald door hun rol, hun verslaafdheid, hun geaardheid, zelfs in afwijking van de norm blijven ze stereotype. Shuggie en zijn getalenteerde broer blijven knap neergezette stereotypen. Het is knap dat Stuart in staat is gebleven aan de juiste kant van melodrama te blijven. De keiharde wereld die hij beschrijft, draagt daar in hoge mate aan bij. 

Eén van de mooiste momenten in de roman was een scene aan het einde. Shuggie heeft afgesproken met een vroeger buurmeisje. Blijkbaar is Shuggie er in die harde buurt wel degelijk in geslaagd vrienden te maken. Dat komt pas tegen het einde aan het licht in een scene die de roman bepaald positief doet eindigen. Bij mij riep het vooral de vraag op waarom Stuart gekozen had voor het verleden en niet voor het heden. Dat zou wel eens een gelaagdere roman hebben kunnen opleveren waarin Shuggie echt tot ontwikkeling zou zijn gekomen.

Oftewel: mooie roman, zeker een goed debuut maar nee, toch niet de kwaliteit waar de prestigieuze Booker om vraagt.




zondag 8 november 2020

Maaza Mengiste ||The Shadow King

 


Shortlist 2020


Eén van de voordelen van de shortlist van de Booker Prize 2020 is dat die me op het spoor heeft gebracht van schrijvers die ik tot dan toe niet kende. Maaza Mengiste is één van hen. Een Ethiopische met een respectabel aantal romans op haar naam. The Shadow King is mijn introductie tot Mengiste.

The Shadow King speelt zich af eind jaren dertig, wanneer Mussolini meent dat hij het recht heeft Ethiopië (Abissinië) binnen te vallen. Keizer Haile Selassie roept tot oorlog, de stamhoofden in zijn keizerrijk volgen die oproep en verzamelen hun mensen. Kidane is één van hen. De vrouwen in zijn omgeving zullen de troepen van eten en zorg moeten voorzien. Echtgenote Aster en wees, hulp in de huishouding Hirut denken daar anders over. Ook zij willen vechten. 

De roman start jaren later. Hirut gaat dan op pad om een doos terug te bezorgen bij de oorspronkelijke bezitter, de Italiaanse soldaat / fotograaf Ettore Navarra. Hij blijkt gedurende een belangrijke fase in haar leven foto’s van haar en Aster gemaakt te hebben, in de doos zitten brieven en foto’s van zijn, Joodse, ouders. In het Italiaanse leger blijkt hij een uitzondering, door zijn talent en zijn afkomst. In Hirut’s terugblik op de Italiaanse inval, wordt duidelijk hoe de doos in haar bezit gekomen is. 

The Shadow King laat zien hoe in het Ethiopië van bijna een eeuw geleden de bewoners hun land verdedigden, hoe oude stamverbanden het vanzelfsprekend maakten dat mannen gehoor gaven aan de oproep om te vechten voor hun land. Het boek laat ook zien hoe hopeloos verouderd hun wapens zijn; hun enorme moed weegt niet op tegen de overmacht van de Italianen met hun geavanceerde wapens. Of tegen hun wreedheid: mosterdgas inzetten om dorpen uit te roeien, mensen van de rotsen afgooien omdat je geen behoefte hebt aan gevangenen. Waar gebeurt en onvoorstelbaar. 

De roman laat ook de cultuur van het land zien. Oorlog vieren is een vanzelfsprekendheid, het zit tot in de haarvaten van de mensen. Het is het aspect van de roman waar ik het meeste tegen aan hik. Het is prachtig om te zien hoe Hirut groeit van een jong, onzeker meisje naar een zelfverzekerde vrouw. Die vrouw is echter vooral soldaat. Haar kracht haalt ze niet uit haar vrouw-zijn maar uit een soortement soldatencode. Geen emoties laten zien, geen kik geven, jouw geweer is je belangrijkste bezit. 

Ik moet eerlijk bekennen dat alhoewel ik volledig kon begrijpen waarom Kidane, Aster, Hirut en alle anderen ten oorlog trokken, ik minder gecharmeerd was van het belang dat aan het vechten gegeven werd. De trots en het geloof in het gevecht, het staat te ver van me af. Ik hoop dat ik indien ik ooit in een dergelijke situatie zou belanden de moed van een Hirut zal blijken te hebben, ik merk echter dat ik er niet graag over lees.

De trots in het vermogen om te vechten wordt gekoppeld aan een schrijfstijl die bij tijd en wijlen bijna hoogdravend is. Ik snakte af en toe naar wat zinnen die minder beladen waren. Elke zin zat waarlijk volgepropt met betekenis en zingeving. Heel mooi geformuleerd, absoluut, maar gut, het had een onsje minder gemogen. De structuur van The Shadow King is interessant. Mengiste vertelt de roman niet lineair maar springt door tijd en perspectief. Vooral het kritische perspectief van het koor levert een waardevolle bijdrage. 

De karakters in The Shadow King zijn stereotypen. We zien weliswaar dat Aster en Hirut door de dreiging van oorlog krachten in zichzelf naar boven roepen, die krachten passen echter bij de stereotypes van de krachtige koningin-strijder, de dappere soldate. Het gaat niet om Hirut of Aster, het gaat om waar ze voor staan.  Dat geldt overigens ook voor de mannen in de roman. Van de twijfelende keizer tot het wrede stamhoofd of Italiaanse bevelhebber tot de laagste soldaat. Wat ik jammer vind, is dat Mengiste niet laat zien hoe het de dames is vergaan in de jaren na de opstand aan het begin van de roman. Ik vermoed dat ze in de tussentijd vooral echtgenote en moeder zijn geweest.

Ik wist niets van Ethiopische geschiedenis. Met dank aan Mengiste is dit gat gedeeltelijk gevuld. Zij heeft een verhaal verteld dat te lang onbekend geweest is. Dat verhaal is belangrijk, dat verhaal laat zien waarom haar land is zoals het nu is, nog steeds vol met strijd. Dat de roman af en toe bezwijkt onder die zwaarte vind ik jammer, dat we alleen maar kennismaken met stereotypes is een gemiste kans. Ik schat in dat de jury er anders inzit en vooral naar de boodschap kijkt. 




zondag 1 november 2020

#ReadingWomen: 25 jaar Women's Prize








Een kwart eeuw Women’s Prize for Fiction. 25 Jaar waarin ik heel veel gelezen heb, veel van die boeken geschreven door vrouwen. Met een doctoraal Engelse Taal- en Letterkunde op zak besloot ik al snel me te beperken tot boeken geschreven in het Engels, in de volle wetenschap dat ik daarmee heel veel geweldige boeken geschreven in andere talen bewust niet lees. Er zijn gewoon te veel boeken, soms moet je keuzes maken. Toen ik begon met BooksandLiliane volgde er nog een keuze: zoveel mogelijk boeken lezen die genomineerd zijn voor literaire prijzen. Vooral de long- en shortlists van de Women’s Prize bleken een goede keuze.  

Voordat ik de prijs bewust ging volgen, had ik ook al aardig wat genomineerde boeken en prijswinnaars gelezen. Terugkijkend op 25 jaar blijk ik vooral die uit de eerste jaren gemist te hebben. Dat heb ik nu dus maar ingehaald. Eén van die romans veroverde ogenblikkelijk mijn hart: A Spell of Winter van Helen Dunmore, de eerste winnares. Ik geniet van haar schrijfstijl, de ingetogen bijna afstandelijke manier waarop zij het effect van een brut oorlog laat zien op mensjes. 

Sommige winnaars vond ik absoluut niets. Smaken verschillen zullen we maar zeggen. Andere romans vond ik absoluut het lezen waard maar niet opzienbarend. Drie romans staken wat mij betreft met kop en schouders boven de rest uit: Eimear McBride’s A Girl Is a Half-formed Thing, Ali Smith’s How To Be Both en onlangs Maggie O’Farrell’s Hamnet.

Ik kan me nog herinneren dat ik schrok toen ik begon met A Girl. Een roman compleet in ‘stream of consciousness’, nu niet echt mijn favoriete schrijfstijl. Die schok veranderde langzaam maar zeker in fascinatie terwijl ik stug doorploeterde. Ik moest de roman regelmatig neerleggen, omdat de inhoud te schokkend was, ik zette echter door. De roman ging in mijn haarvaten zitten, ik moest doorlezen. Toen ik de laatste regels las was ik oprecht ontzet en aangedaan. Tot nu toe heb ik een volgende Eimear McBride nog niet aangedurfd, omdat ik te bang ben dat deze de kwaliteit van A Girl niet zullen halen. 

Het begin van How To Be Both maakte me in eerste instantie ook niet blij. Het leek verdacht veel weer op die “stream of consciousness”. Ik was één van de gelukkigen die mocht beginnen met de overleden schilder. Regel voor regel hervond hij zijn denkvermogen, zinnen veranderden van louter kreten in een weldoordacht geformuleerde gedachtes. De roman is en blijft één van mijn favoriete boeken ooit. De manier waarop Ali Smith de schilder aan ons voorstelde, de manier waarop ze hem koppelde aan een jong meisje dat eeuwen later leeft. Weergaloos. 

Maggie O’Farrell is één van die schrijvers die keer op keer prachtige romans levert die niet afhankelijk zijn van drama of grootste gebaren. Haar schrijfstijl, haar manier om je te laten invoelen overtuigt mij elke keer weer. In Hamnet was ik onder de indruk van de manier waarop zij de familie Shakespeare neerzetten, hem naar de tweede plek terugverwijzend. Eindigend met prachtige, gevoelige pagina’s over het ontstaan van Hamlet. O’Farrell sleepte me mee in haar versie van het leven van een bestaande en tegelijkertijd fictieve familie. 

Hoe kies je tussen vier fantastische romans? Welke sprak me net dat beetje meer aan? En hoewel de andere drie geweldig zijn, blijkt dan toch How To Be Both boven te drijven. Ali Smith is een groot talent, deze roman laat alle aspecten van dat talent zien. Ik was vanaf het begin in de ban van het verhaal, de roman toverde voortdurend een glimlach op mijn gezicht. Een terechte winnaar die staat voor 25 jaar Women’s Prize.  

zondag 25 oktober 2020

Graham Swift || Here We Are

 Lang is Here We Are niet (nog geen 200 pagina’s), wel dik genoeg om meegezogen te worden in de wereld van variété, begin jaren zestig in Brighton. De tijd dat mensen een avond met een variëteit aan optredens nog spannend en geweldig vonden. In die tijd traden Ronnie, Evie en Jack op in het theater aan de pier. Een alwetend verteller kijkt jaren later terug.

Het mooie aan Here We Are de alwetend verteller. Zijn  (of haar?) manier van vertellen, bijna spreektaal-achtig, maakt dat je het idee krijgt dat je met iemand in een café zit die een boeiend verhaal vertelt. Dat boeiende verhaal concentreert zich eerst op Jack maar verandert halverwege subtiel: Evie en haar relatie met beide mannen krijgt vanaf dat moment alle aandacht. 

Jack, begin jaren zestig, is een ouderwets type artiest: hij praat de show bij elkaar praat maar treedt zelf ook zelf op. In Nederland zou ik niet zo snel een voorbeeld weten, in Groot Brittannië pakte de immens populaire Sir Bruce Forsyth deze rol tot op hoge leeftijd op. Jack heeft net als Sir Bruce indertijd de tijdsgeest goed in de smiezen: hij accepteert een rol in een soap, in de jaren die volgen blijkt hij een uitmuntend acteur en producer. 

Ronnie en Evie zijn een stel, privé en persoonlijk. Hij is de goochelaar, zij zijn assistente. Ronnie heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog als evacué gewoond bij een ouder stel, hij bleek goochelaar en leerde Ronnie de eerste kneepjes van het vak. Jack, een oude bekende uit het leger, biedt hem een kans om op te treden in Brighton. Daar verandert Ronnie langzaam maar zeker van goochelaar in illusionist. Een voorloper van Hans Klok of David Copperfield zullen we maar zeggen. Aan het einde van het seizoen doet Ronnie iedereen versteld staan met de ultieme truc. Hoe, dat moet je vooral zelf ontdekken.

Uiteindelijk draait het in Here We Are minder om Ronnie, Evie en Jack als wel om de wereld die Swift schetst. Een wereld die nog steeds de naweeën van de Tweede Wereldoorlog voelt maar die ook aan de vooravond staat van verandering. Het leven in de theaters van Brighton zoals Swift dat nu schets overleefde de jaren zestig niet. In welgekozen woorden treft Swift de sfeer van een land waar de middenklasse eindelijk meer mogelijkheden heeft, waar de mensen getekend zijn door de harde jaren die eraan vooraf gegaan zijn. Ronnie, Evie en Jack hebben elk hun eigen tik gehad in de oorlog, ze gaan er elk op eigen wijze mee om.

Here We Are draait ook om de relatie tussen drie mensen, of liever gezegd, de relatie die één vrouw heeft met twee mannen. Evie is jarenlang door haar moeder gedrild: succes in het theater staat op het spel. Jack of Ronnie blijkt uiteindelijk ook een keuze tussen een leven als assistente of als succesvolle producente. Of Evie haar keuze bewust maakt, is de vraag: ze laat zich leiden door de omstandigheden en handelt bijna instinctief. In de roman leren we haar kennen als jonge en als oude vrouw. Al terugkijkend op haar leven krijg je al snel het idee dat ze nooit het achterste van haar tong laat zien, dat ze ooit duidelijk haar mening zal geven.

Swift schetst een beeld van twee werelden die achter ons liggen: die tijd begin jaren zestig toen optimisme overheerste en een jaar of veertig  en zo’n veertig jaar later toen het optimisme voor een deel gerechtvaardigd was maar waar teleurstelling en verdriet ook zijn intrede heeft gedaan. De toon van de verteller maakt dat je als lezer meegenomen wordt. Je komt om maar even een vreselijk woord te gebruiken in ‘de flow’. Bij het sluiten van de roman keer je bruut terug naar de werkelijkheid.

Ik heb genoten van Here We Are. Het is zo’n roman die laat zien dat er geen groot arsenaal aan drama of ingewikkelde opbouw nodig is om te overtuigen. Swift overtuigt juist in subtiliteit, in het gevoel dat je aan de lippen hangt van een groot verteller. 




zondag 18 oktober 2020

C Pam Zhang || How Much of These Hills is gold

 


Longlist 2020

Bij de bekendmaking van de Longlist gaf de jury gekozen te hebben voor debutromans, omdat de toon en de ideeën nog zo oorspronkelijk waren, zo helder en fris. Voor How Much of These Hills is Gold gaat dat absoluut op. C Pam Zhang heeft absoluut een oorspronkelijke roman geschreven.

Hoofdpersonen in haar roman zijn Lucy en Sam, twee Chinese meisjes die net wees geworden zijn. Ergens in de 19e eeuw, ergens in het nog wilde westen van Amerika. Ze groeien op in een gezin dat van goudvondst naar goudvondst trekt om uiteindelijk in een mijnwerkersdorp te belanden. Na de dood van hun vader ontvluchten beide meisjes dat dorp en beginnen een zoektocht.

Een fysieke zoektocht naar een plek die zij thuis kunnen noemen maar ook een symbolische. Lucy staat in de roman voor realisme, voor een toekomst waarin het dagelijks leven geen harde strijd is, waar ze naar school kan gaan en kan leren, voor een poging om ondanks hun uiterlijke kenmerken op te gaan in de maatschappij. Sam is degene die hangt aan haar verleden, die haar eigen pad kiest, leert van wat ze om zich heen ziet, zich niet conformeert. Aan het einde van de roman zal blijken welke weg het meeste heeft opgeleverd. Of toch niet.

Lucy en Sam zijn geboren en getogen in Amerika, spreken nauwelijks Chinees. Toch speelt die afkomst een grote rol in hun leven. In de eerste plaats omdat hun ouders wel elementen uit het leven in China meegeven aan de meisjes. Zo doorkruist een tijger meerdere malen het pad van het tweetal. Hij is mythisch en tegelijkertijd bijna tastbaar aanwezig. Ook begrafenisrituelen, de geur van het parfum in de dekenkist van hun moeder, zij voeren terug op China. 

In de tweede plaats omdat Lucy en Sam er Chinees uitzien en daardoor dus te maken krijgen met discriminatie. Chinezen waren nog net geen slaven maar het scheelde niet veel. Ze werkten tegen hongerloontjes aan spoorlijnen, in de mijnen en werden alom als minderwaardig beschouwd. In de roman spat de discriminatie, de onrechtvaardige behandeling van Chinezen van de pagina’s af. Wat te denken bijvoorbeeld van de woning die de ouders voor veel geld van de mijn mogen huren: het kippenhok. 

C Pam Zhang kiest voor het perspectief van één persoon, Lucy. We zien het leven door haar ogen. Sam komt nooit aan het woord, wij zien haar worsteling met haar vrouw zijn, of liever gezegd haar wens om man te zijn, alleen door de ogen van Lucy. Wat wij over haar denken, komt volledig uit de koker van Lucy. Slechts op één moment brengt Zhang daar verandering in. Dan spreekt één hoofdstuk lang de geest van Ba, de vader. Door zijn perspectief verandert onze kijk op zijn huwelijk, zijn relatie tot Ma, de keuzes die zij samen gemaakt hebben. 

C Pam Zhang laat de barre omgeving waarin Lucy en Sam verblijven een grote rol spelen. Het droge landschap, de verzengende hitte of juist de aanhoudende reden, de wind die voortdurend waait, het goudgekleurde gras dat gaat tot waar het oog reikt, ze vormen een bijna zinnelijk element in de roman. Voor Lucy en Sam is hun omgeving niet de plek waar je toevallig vertoeft, het is een integraal onderdeel van hun leven, van hun persoonlijkheid, van hun zijn. De omgeving is hun thuis op meerdere manieren.

Vanaf het eerste moment springt het taalgebruik van C Pam Zhang in het oog. Poëtisch, met een verfijnd oog voor detail, lyrisch. Het maakt dat je de af en toe wat houterige constructie van de roman, de net wat te strakke scheiding van de werelden van Lucy en Sam op de koop toeneemt. Op het moment dat je zou kunnen denken ‘hm, hier hamert Zhang wel erg op waar beide meiden voor staan’,  valt vooral de prachtige woordkeuze, de zinsconstructie, die wijze waarop taalgebruik de zinnelijkheid van de buitenwereld versterkt op. 

Ik heb genoten van How Much of These Hills is Gold. Het is wat mij betreft een debutroman die terecht door de Booker jury is genomineerd. Waarom de roman de shortlist niet gehaald heeft, is mij dan weer een raadsel. Die had How Much zeker verdiend. 





zondag 11 oktober 2020

Lydia Millet || A Children’s Bible

Finalist 2020


Lydia Millet, Amerikaanse auteur van een groot aantal romans, bleek aan mijn aandacht ontsnapt.  A Children’s Bible bleek dit jaar genomineerd voor de Pullitzer en leek daarom een mooi moment om kennis te maken met Millet. Die kennismaking beviel. 

In A Children’s Bible brengt een groep bevriende volwassenen samen met hun kinderen de vakantie door in een groot landhuis, van alle gemakken voorzien. Vanaf het begin laten de volwassenen de kinderen aan hun lot over; de alcohol vloeit rijkelijk, drugs zijn altijd binnen handbereik. De oudere kinderen besluiten een eigen spel te spelen: zo weinig mogelijk contact met de ouders, zo lang mogelijk onduidelijk laten wie jouw ouders zijn. Het spel begint misschien onschuldig maar wordt door sommige pubers wel heel erg fanatiek gespeeld. 

Dan blijkt dat de ouders wellicht een reden hebben om zich elke dag te bezatten en geen aandacht aan hun kinderen te besteden. Er lijkt iets gaande in de wereld om hen heen. Een enorme storm die het landhuis zwaar beschadigd blijkt slechts één van de tekenen van opwarming. In de Verenigde Staten valt niet meer te ontkennen dat er iets met het klimaat is.

A Children’s Bible kan opgesplitst worden in twee delen. In het eerste deel lijkt het spel dat de jeugd speelt vooral bedoeld om de tijd te verdrijven. Een dreigende ondertoon is vanaf het begin duidelijk, die kan nog te maken hebben met het lichtelijk liederlijk en onvolwassen gedrag van de ouders. De storm vormt een ommekeer die duidelijk maakt dat de wereld van de ouders en de kinderen in gevaar is. En, daar zijn de kinderen heel stellig in, dat komt door diezelfde ouders die erop los geleefd hebben zonder ooit te denken aan de aarde, vervuiling of opwarming. De vage dreiging uit het begin maakt plaats voor keiharde feiten en gebeurtenissen. De toekomstroman is gearriveerd.

A Children’s Bible wordt verteld vanuit het perspectief van één van de pubers, Eve. Zij spelt het spel met verve, zondert zich zoveel mogelijk van haar falende ouders af, wil alleen iets van haar jongere broertje Jack weten. Het eerste teken dat er iets speelt in de buitenwereld, is een opmerking van Eve dat zij Jack vreselijk zal moeten teleurstellen. Ze moet hem laten weten dat het niet meer goed gaat komen met de dieren waar hij zoveel om geeft, pinguïns bijvoorbeeld. Eve is een typische puber. Aan de ene kant tekenen van een nog onvolwassen brein, aan de andere kant een zeer groot verantwoordelijkheidsgevoel naar haar broertje en vrienden. 

Eve en Jack hebben een duidelijke rol in de roman. Eve vertelt, neemt ons mee in de gebeurtenissen. Jack is een profeet in de dop. Hij redt dieren waar hij kan en brengt zijn eigen leven in gevaar om ze voor de storm te beschutten. Zijn bron van inspiratie blijkt steeds meer een kinderbijbel. Aan die bijbel geeft hij wel een heel verrassende interpretatie. Eentje die misschien ooit de mensheid weer kan verlossen (maar dan moeten ze wel nog wat jaartjes geduld hebben). 

A Children’s Bible mengt elementen van psychologische en toekomstroman. De gespannen verhouding tussen de ouders en hun kinderen speelt een grote rol maar ook de wijze waarop in de wereld gereageerd wordt op overstromingen, voedseltekort en dergelijke. Psychologie en dystopie ontmoeten elkaar daar waar de schuldvraag speelt. Voor de kinderen is het duidelijk: hun ouders, lees alle volwassenen, hebben de ellende veroorzaakt. In de roman laten die volwassenen helaas weinig verantwoordelijkheidsgevoel zien, ze dansen vooral op de vulkaan. We zullen het maar aan het onvolwassen brein van de pubers wijten dat ze niet in de gaten hebben dat ze zelf toch ook graag en met liefde gebruik maken van alle geneugten van het moderne leven. Wat moet een puber tenslotte zonder smart phone en games? 

Ik was vooral onder de indruk van de wijze waarop Millet in Eve’s vertelstijl de dreiging inbouwt. Eve observeert, stelt vast, deelt zonder verfraaiingen feiten aan ons mede. Haar vocabulaire en zinsopbouw past bij een puber;  het geeft de roman vaart, maakt dat je de onderhuidse angst en emoties voelt. Tegen het einde gaat deze toon over naar een ietwat belerende. De ouders kunnen dan niets goeds meer doen, Eve moet duidelijk nog leren dat er ook zoiets is als reflectie op het eigen handelen. De boodschap wint het dan kort van de rest.

Desalniettemin, mijn kennismaking met Millet stelde niet teleur. Afgezien van het net ietwat te bevoogdende einde heb ik genoten van de roman waarin zij psychologie en toekomst probleemloos verweeft. Zeker de moeite waard. 




zondag 4 oktober 2020

Avni Doshi || Burnt Sugar

 



Booker Shortlist 2020

Misschien dat Burnt Sugar niet helemaal het juiste boek was in een week waarin Corona voor de tweede keer in één half jaar tijd tot strenge maatregelen leidde, met consequenties privé en op mijn werk. Een relaas van een dertiger over de getroebleerde relatie met haar dementerende moeder is dan misschien niet ideaal.  

In eerste instantie lijkt het erop dat hoofdpersoon Antara, wonend in Poena – India, zich vooral zorgen maakt om haar dementerende moeder Tara. Dan sluipt langzaam maar zeker een andere laag de roman in. De verhouding van moeder en dochter die het niet geheel logisch maakt dat de laatste de zorg voor haar ouder wordende moeder op zich neemt.

Antara is opgegroeid in een gebroken gezin en gaandeweg wordt duidelijk dat Tara daar voor een belangrijk deel debet aan was. Te jong getrouwd, met kind en al naar een ashram vertrokken waar dochter Antara aan haar lot overgelaten werd omdat de guru belangrijker was. Op het moment dat hij zijn blik richtte op een nieuw model pakte Tara haar biezen en kon Antara weer opnieuw beginnen. De hoop dat ze bij haar vader zou kunnen wonen werd meteen de kop ingedrukt: hij verhuisde naar de VS.

Voor Antara is haar jeugd een kwestie van verwaarloosd worden en zo onzichtbaar mogelijk zijn voor de buitenwereld. Om haar leven structuur te geven, verzamelt ze objecten. Een verzamelwoede die uiteindelijk leidt tot een jarenlang kunstproject. Wanneer de roman start, tekent Antara elke dag het portret van dezelfde man. Een portret dat steeds iets anders uitvalt. Antara claimt dat zij de foto van de man uit een tijdschrift gescheurd heeft. De werkelijkheid blijkt anders. De heftige reactie van haar moeder op de tekeningen is een teken aan de wand.

Antara is degene die ons haar verhaal vertelt. Het is dus gekleurd door haar emotie, haar beleving van zaken, haar herinnering. Bijna nergens neemt Doshi ons mee in het standpunt van Tara of van Antara’s echtgenoot Diilip. Geen idee wat hij vindt van een echtgenote die steeds meer tekenen van trauma vertoont.

Eén ding stoort mij aan Antara: haar totale gebrek aan reflectie, aan inlevingsvermogen. Doshi doet  haar best om het beeld te schetsen van iemand die beschadigd is door haar jeugd, door haar ouders. Dat heeft er in ieder geval toe geleid dat Antara alleen maar haar eigen perspectief beziet. En tja, dan is er toch echt sprake van die beruchte pot die de ketel verwijt dat ze zwart ziet. Antara lijkt meer op haar o zo egoïstische moeder dan ze wil / kan erkennen. En om heel eerlijk te zijn: ze is niet het type hoofdpersoon waarvan je op slag houdt. Integendeel. 

Burnt Sugar speelt zich af in India, dat is op veel momenten merkbaar. De levendigheid van India, de kleuren en geuren die bij andere Indiase schrijvers vaak van de pagina afspringen, ontbreken volledig bij Doshi. Haar roman had overal ter wereld kunnen spelen. Antara is geen prototype Indiase, de roman gaat over de moeilijkheden die een Indiase zelfstandige vrouw ondervindt, over de moeilijke relatie tussen moeder en dochter. Een relatie die waar ook ter wereld moeilijk had zullen worden In dat aspect is Burnt Sugar opmerkelijk en on-Indiaas. En daarmee baanbrekend.  Het verbaast me niets dat de kritieken in India fel waren. 

Recensies spreken over een scherpe roman vol bittere humor. De wijze waarop de moeder-dochterrelatie is uitgediept krijgt lof. Naar mijn mening is juist die relatie te eenzijdig.  De scherpte en bitterheid zijn inderdaad alom aanwezig. Ik denk dat ik de roman meer gewaardeerd had indien ook Tara’s perspectief belicht was. Ik vermoed dat beide vrouwen dan beter uit de verf gekomen waren. 

Zoals gezegd, misschien niet de roman om te lezen in een week waarin al zoveel speelt. Ik merkte dat ik het lastig vond om te beoordelen of ik Burnt Sugar nu wel of niet kon waarderen. We zullen merken wat de jury ervan vindt. Ik zou in ieder geval zeggen ‘wacht even totdat de omstandigheden wat rooskleuriger zijn voordat jij je aan Burnt Sugar waagt’. 



zondag 27 september 2020

Brandon Taylor || Real Life

 


Booker Prize Shortlist 2020

Brandon Taylor heeft een volgend verhaal toegevoegd aan de vele groeien-tot-volwassenheid verhalen die al bestaan. Wat maakt deze bijdrage zo speciaal dat de Booker jury Real Life shortlist-vaardig vond? Ik moet eerlijk bekennen dat ik, ondanks het feit dat ik genoten heb van de roman, het toch niet helemaal eens met jurylid Lee Child die in een podcast het woord ‘fabulous’ regelmatig liet vallen. 

Het grote verschil tussen Real Life en een groot aantal andere romans in het genre is hoofdpersoon Wallace. Dit keer geen Amerikaanse jongeman uit de witte middenklasse op zoek naar zichzelf vanuit een best wel goede uitgangspositie. Die van Wallace is belabberd:  Afrikaans-Amerikaans, homo, opgegroeid in een trailerpark met alcoholistische ouders, een middelbare school die bepaald niet behoorde tot de top in Amerika en helaas voor hem geen uitstekende sporter. Toch is hij erin geslaagd om een beurs te krijgen en leren we hem kennen op het moment dat hij met onderzoek voor een master bezig is. 

Wallace heeft een groep vrienden met wie hij vooral hun gezamenlijke studie biologie deelt. Aan het begin van de roman blijkt dat Wallace steeds meer het contact met deze groep dreigt te verliezen. De dood van zijn vader enkele maanden eerder maar ook het gevoel dat hij niet pas in de wereld van de universiteit (in zijn geval ook nog eens gedomineerd door wat zeer dominante en ambitieuze vrouwen) zorgen voor iets wat best een depressie genoemd mag worden. Voeg daaraan toe de ontluikende liefde voor tot dan toe hetero Miller en het moge duidelijk zijn dat Wallace’s wereld op zijn kop staat.

Gaandeweg speelt ook zijn verleden steeds meer op. Zo durft hij met Miller bepaalde zaken uit een verleden van misbruik en mishandeling te delen. Ondanks hun verschillende achtergronden en Miller’s eigen worsteling met zijn onverwachte gevoelens voor een man, vinden zij elkaar in een soortement koppig vasthouden aan elkaar. In de wereld van beurzen en carrière-bepalende onderzoeken komt Wallace’s dip bepaald niet uit. Zijn begeleidster is alleen geïnteresseerd in resultaat en doet geen enkele poging zich te verplaatsen in een jonge knul die duidelijk worstelt in een voor hem onbekende wereld, Voor hem 100 anderen zullen we maar zeggen. Wallace’s vrienden zwijgen in gezelschap altijd net op die momenten dat ze misschien voor hem hadden moeten opkomen, laten hem daarna standaard weten hoe erg ze het vonden. 

Taylor neemt ons mee in de dagelijkse wereld van Wallace. Dus krijgen we zeker in de eerste hoofdstukken heel veel details over het onderzoek dat hij verricht. Ik zal jullie er niet mee lastig vallen. Daarnaast komen er steeds meer voorbeelden naar boven die laten zien dat Wallace als Afrikaans-Amerikaanse man te maken krijgt met institutioneel racisme. Er valt altijd wel een opmerking die schuurt. Wallace past niet meer in zijn oude wereld maar heeft duidelijk zijn plek in een andere wereld nog niet gevonden. Eén heel praktisch voorbeeld: bij etentjes mag hij vooral geen 'soulfood' meenemen, vegan is het toverwoord. 

Wallace worstelt en Taylor beschrijft deze worsteling mooi. Ik moet zeggen dat ik onder de indruk was van de bijna poëtische sfeer die Taylor weet op te roepen. Het landerige onbeweeglijke van laatste hete zomerdagen is bijna fysiek tastbaar. Taylor kiest ervoor gruwelijkheden uit het verleden van Wallace wel te benoemen maar niet tot in pijnlijk detail te beschrijven.  In de relatie met Miller keren patronen uit het verleden terug. Of Taylor nu uitblinkt in het beschrijven van Wallace’s emoties? Hm, daar verviel Taylor net wat vaak in algemeenheden.

Real Life eindigt hoopvol. Het is niet zeker of Wallace en Miller samen een toekomst hebben. Dat ze samen iets overwonnen hebben is wel aan alle kanten duidelijk. Het  laatste hoofdstuk kijkt terug in de tijd, een tijd toen Wallace nog optimistisch begon aan zijn nieuwe studie. De optimistische hoop van toen blijft hangen. 

Verdient Real Life een nominatie voor de Shortlist of de Booker Prize zelf? Ik heb het idee dat Taylor een uitstekende eerste roman heeft geschreven maar de jury misschien net een ietsiepietsie te politiek correct geweest is met de keuze voor Taylor. Real Life steekt niet met kop en schouders boven andere romans uit, wat mij betreft toch echt wel een vereiste voor de Booker Prize.